Laden...

UWV mocht student vergoeding voor doventolk weigeren

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Oost-Brabant > Nieuws > UWV mocht student vergoeding voor doventolk weigeren
's-Hertogenbosch, 23 maart 2016

Het UWV hoeft een 30-jarige man uit ’s-Hertogenbosch geen vergoeding te geven voor het inhuren van een doventolk om zijn hbo-opleiding te kunnen vervolgen. Dat besliste de rechtbank Oost-Brabant vandaag.

De man rondde een aantal jaar geleden met succes een mbo- en hbo-opleiding Bouwkunde af. Hij werkte daarna enige tijd in de bouw, maar verloor door de crisis in deze sector zijn baan. Om meer kans te hebben op het vinden van ander werk, begon de man in februari 2015 aan een hbo-studie ICT. Omdat de man doof is geboren kreeg hij hiervoor van het UWV een vergoeding voor de kosten van een doventolk die hij moest inhuren. Deze vergoeding in de maanden februari tot en met augustus 2015 kreeg hij op grond van de Wet Overige OCW-subsidies (WOOS). In juli vroeg de man om verlenging van die vergoeding voor het volgende studiejaar. Het UWV wees deze aanvraag af, omdat de WOOS alleen kan worden toegekend aan iemand onder de 30 jaar. Aangezien de man die leeftijd reeds had bereikt bij aanvang van het tweede studiejaar, komt hij volgens het UWV niet meer in aanmerking voor de onderwijsvoorziening. Daarop stapte de man naar de rechter.

Volgens de man is er sprake van discriminatie op grond van handicap. Hij stelt dat gehandicapte studenten van 30 jaar en ouder door de gestelde leeftijdsgrens worden beperkt in hun mogelijkheden om onderwijs te volgen, terwijl deze beperking niet geldt voor studenten zonder handicap. Ook mag er volgens hem geen leeftijdsgrens worden gehanteerd, omdat het in strijd is met internationale verdragsbepalingen en met het recht van de Europese Unie.

Oordeel

Volgens de rechtbank is er geen sprake van discriminatie. De WOOS geeft alleen een leeftijdsgrens als criterium. De regeling maakt dus geen onderscheid naar handicap en is juist gericht op personen die wegens ziekte of gebrek, belemmeringen ondervinden bij het volgen van onderwijs. De wetgever heeft een leeftijdsgrens van 30 jaar aan de regeling verbonden, omdat ook personen met een handicap in staat moeten worden geacht (met hulp van de onderwijsvoorziening) vóór hun dertigste verjaardag een voltijdstudie te kunnen afronden. Volgens de wetgever markeert die leeftijd het moment waarop de verantwoordelijkheid van de overheid voor het kunnen volgen van algemeen vormend onderwijs afneemt, en de verantwoordelijkheid daarvoor meer bij de burger komt te liggen. Volgens de rechtbank heeft de wetgever de beoordelingsmarge niet overschreden. Al met al concludeert de rechtbank dat het UWV op basis van de wettelijke regels de aanvraag voor de vergoeding mocht weigeren. Bovendien faciliteert de wetgever voor personen met een handicap na het bereiken van de leeftijd van 30 jaar ook op andere wijze dan door middel van een onderwijsvoorziening op grond van de WOOS scholing met voorzieningen zoals een doventolk.

Uitspraken