De rechtbank verwerpt het bezwaar dat de aanbeveling van het LBB gedateerd zou zijn. In de Wet Bibob is immers bepaald dat een bestuursorgaan een advies gedurende 2 jaar kan gebruiken en die termijn was nog niet verlopen. Ook heeft de gemeente de gewijzigde omstandigheden meegewogen die de varkenshouderij had aangevoerd. Daarnaast is het LBB-advies besproken door de leden van de lokale driehoek (politie, Openbaar Ministerie en de burgemeester) en zij concludeerden dat het LBB-advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Bovendien heeft de gemeente eigen, zelfstandig onderzoek verricht in de handelsregisters.
De rechtbank oordeelt dat de gemeente ervan kon uitgaan dat er sprake was van een zakelijk samenwerkingsverband. De feiten en omstandigheden in het LBB-advies rechtvaardigen het vermoeden dat de varkenshouderij, vanwege het zakelijk samenwerkingsverband, in relatie staat tot de genoemde strafbare feiten. Daarbij maakt het niet uit dat die strafbare feiten nog niet onherroepelijk zijn berecht en dat nog niet definitief vaststaat wie die feiten heeft/hebben gepleegd. Dat de varkenshouderij aanvoert zelf niet betrokken te zijn bij de vermoedelijke milieudelicten tast dit oordeel evenmin aan.