Laden...

Vergunningen varkenshouderij Lierop terecht geweigerd en ingetrokken

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Oost-Brabant > Nieuws > Vergunningen varkenshouderij Lierop terecht geweigerd en ingetrokken
's-Hertogenbosch, 29 december 2015

De gemeente Someren heeft de vergunningen van een varkensbedrijf uit Lierop terecht ingetrokken en een nieuwe aanvraag op goede gronden afgewezen. Dat oordeelt de rechtbank Oost-Brabant. Ook de last onder dwangsom die de gemeente het bedrijf oplegde omdat het zonder de vereiste milieuvergunning werkt, kan volgens de rechter in stand blijven.

Volgens de gemeente bestaat er ernstig gevaar dat de (aangevraagde) vergunningen mede worden gebruikt om onder meer strafbare feiten te plegen. Het bedrijf heeft namelijk volgens de gemeente een zakelijk samenwerkingsverband met mensen en rechtspersonen die (vermoedelijk) strafbare feiten hebben begaan. Dat blijkt volgens de gemeente uit een advies van het Landelijk Bureau Bibob (LBB). Volgens de varkenshouderij gaat de gemeente onterecht uit van de bevindingen van het LBB. Die bevindingen zijn volgens het bedrijf gedateerd. 

Oordeel rechtbank

De rechtbank verwerpt het bezwaar dat de aanbeveling van het LBB gedateerd zou zijn. In de Wet Bibob is immers bepaald dat een bestuursorgaan een advies gedurende 2 jaar kan gebruiken en die termijn was nog niet verlopen. Ook heeft de gemeente de gewijzigde omstandigheden meegewogen die de varkenshouderij had aangevoerd. Daarnaast is het LBB-advies besproken door de leden van de lokale driehoek (politie, Openbaar Ministerie en de burgemeester) en zij concludeerden dat het LBB-advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Bovendien heeft de gemeente eigen, zelfstandig onderzoek verricht in de handelsregisters.
De rechtbank oordeelt dat de gemeente ervan kon uitgaan dat er sprake was van een zakelijk samenwerkingsverband. De feiten en omstandigheden in het LBB-advies rechtvaardigen het vermoeden dat de varkenshouderij, vanwege het zakelijk samenwerkingsverband, in relatie staat tot de genoemde strafbare feiten. Daarbij maakt het niet uit dat die strafbare feiten nog niet onherroepelijk zijn berecht en dat nog niet definitief vaststaat wie die feiten heeft/hebben gepleegd. Dat de varkenshouderij aanvoert zelf niet betrokken te zijn bij de vermoedelijke milieudelicten tast dit oordeel evenmin aan. 

Uitspraken