De officier van justitie wilde ook dat de stichting zelf strafrechtelijk verantwoordelijk zou worden gehouden voor de frauduleuze praktijken. De stichting werd echter in mei 2014 ontbonden en volgens vaste rechtspraak zou de stichting in dit geval alleen kunnen worden vervolgd als het proces zou zijn ingezet vóór die datum. De officier van justitie startte de vervolging echter in augustus 2016. De rechtbank verklaart het Openbaar Ministerie in die zaak daarom niet-ontvankelijk.
Ook een vrouwelijke en mannelijke medebestuurder van de stichting zouden volgens de officier van justitie moeten worden gestraft voor hun aandeel in de strafbare feiten. De vrouw zou als leidinggevende zelf strafbare feiten hebben gepleegd en ook op de hoogte moeten zijn geweest van het handelen van de 56-jarige verdachte. De rechtbank oordeelt dat hiervoor echter geen bewijzen zijn en spreekt de vrouw daarom vrij. Beide medebestuurders hebben volgens de officier van justitie bovendien grote geldbedragen witgewassen. Uit het omvangrijke dossier bleek echter niet duidelijk hoe de officier van justitie aan de tenlastegelegde bedragen komt. Daarom verklaart de rechtbank deze dagvaardingen in zoverre nietig. Ook spreekt de rechtbank de man vrij van het bezit van 10.000 euro aan illegaal geld dat tijdens een doorzoeking achter een toilet werd gevonden. Volgens de rechtbank kan namelijk door de feitelijke omstandigheden niet worden uitgesloten dat dit geld door iemand anders op het toilet is verborgen, zodat witwassen door deze verdachte niet vast kwam te staan.