De rechtbank stelt vast dat het voor de gemeenten nooit de bedoeling is geweest (en dus dat het geen harde contractuele verplichting was) dat RAC strikt iedere maand de onderkant van de bandbreedte aan uren begeleiding aan de cliënt moest leveren. Wel rust op RAC een contractuele verplichting om met de gemeenten in overleg te treden als er aanleiding is om de indicatie van een cliënt op- of af te schalen, maar pas als over een bepaalde periode de zorginzet buiten de bandbreedte valt. Er is niet door de gemeenten toegelicht hoe lang die periode dan is. Bij de vorderingen die door de gemeenten zijn ingesteld is verder ook in het geheel geen rekening gehouden met deze periode.
Ook is van belang dat een zorgverlener als RAC vanwege het geautomatiseerde betalingssysteem van de declaraties - zolang de indicatie niet is aangepast - niet een ander tarief kán declareren dan is geïndiceerd. Zelfs niet als feitelijk meer of minder uren zijn geleverd dan de indicatie aangeeft als minimum of maximum. Dit alles betekent dat de vordering van de gemeenten moet worden afgewezen en dus dat het RAC niets hoeft terug te betalen.