Het standpunt van de staatssecretaris dat Inmarsat kan worden verweten dat zij niet tijdig zelf maatregelen heeft genomen door te verhuizen of een andere frequentieband te gebruiken, volgt de voorzieningenrechter niet. Zelfs als er al een verwijt aan Inmarsat zou kunnen worden gemaakt, betekent dat niet dat dus de nood-, spoed- en veiligheidscommunicatie in een groot deel van de wereld in gevaar mag worden gebracht.
Een door de staatssecretaris in haar besluit aangekondigd onderzoek en overleg met marktpartijen had volgens de voorzieningenrechter voor het nemen van dat besluit moeten plaatsvinden. De door de staatssecretaris uitgesproken bereidheid ‘te bezien in hoeverre aanleiding bestaat voor nadeelcompensatie en over het aanvragen daarvan in gesprek te gaan’ neemt de onzorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit niet weg. Die bereidheid of zelfs ‘een zak geld’ betekenen namelijk niet dat met het besluit de nood-, spoed- en veiligheidscommunicatie in gevaar mag worden gebracht. De verwezenlijking van dat gevaar laat verweerder ten onrechte geheel voor rekening van Inmarsat komen.
De voorzieningenrechter dringt erop aan dat verweerder spoedig in overleg gaat met Inmarsat en andere partijen om tot een oplossing te komen die de nood-, spoed- en veiligheidscommunicatie waarborgt. Als geen oplossing wordt gevonden, acht de voorzieningenrechter de kans groot dat de rechtbank het bestreden besluit in de hoofdzaak zal vernietigen. Daarom schorst hij het besluit van de staatsecretaris tot die uitspraak in de hoofdzaak.
De hoofdzaak zal voor het einde van het jaar op een zitting worden behandeld.