De verdachte is met haar Turkse echtgenoot in september 2014 vanuit Turkije naar Syrië gereisd terwijl ze wist dat het daar oorlog was en IS aan de macht was. Door met haar echtgenoot (die lid was van IS) een gezamenlijke huishouding te vormen, faciliteerde zij hem indirect om deel te nemen aan IS, een organisatie die tot doel heeft terroristische misdrijven te plegen. Daarom is ze schuldig bevonden aan de voorbereiding en bevordering van terroristische misdrijven. Voor een veroordeling voor dit misdrijf is het niet nodig dat een concreet misdrijf werd voorbereid/bevorderd.
Het enkel voeren van een gemeenschappelijke huishouding is onvoldoende om deelneming aan IS aan te nemen. Uit het dossier blijkt verder niet wat de rol van de verdachte was. Er zijn geen bewijzen dat ze overtuigd was van het gedachtengoed van IS en ook heeft ze geen activiteiten verricht die rechtstreeks verband houden met de doelen van IS. Hierdoor kan niet bewezen worden dat ze zelf deel heeft genomen aan IS. Daarom wordt de verdachte hiervan vrijgesproken.