De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) heeft Delta Lloyd Levensverzekering N.V. (DL Leven) een boete van € 22.800.000,- opgelegd wegens overtreding van de artikelen 3:10 en 3:17 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) in de periode van 27 juni 2012 tot en met 2 juli 2012.
Op 2 juli 2012 nabeurs heeft DNB de invoering per 30 juni 2012 van een Ultimate Forward Rate (UFR) voor verzekeraars bekendgemaakt. De UFR is een vaste rekenrente voor verzekeringsverplichtingen met een looptijd langer dan 20 jaar, die sindsdien wordt gebruikt voor het berekenen van de financiële draagkracht van Nederlandse verzekeraars.
Volgens DNB heeft DL Leven rondom de invoering van de UFR gehandeld in strijd met artikel 3:10, eerste lid, van de Wft door op basis van vertrouwelijke informatie transacties te verrichten om daarmee voordeel te behalen. Ook heeft DL Leven volgens DNB artikel 3:17, eerste lid, van de Wft overtreden door bij het verrichten van deze transacties te handelen in strijd met interne risk en governance regels. Hiervoor heeft DNB aan DL Leven een boete opgelegd, bestaande uit het volgens DNB door DL Leven behaalde voordeel van € 21.600.000,- en een bedrag van € 1.200.000,- als (aanvullende) straf.
De rechtbank Rotterdam oordeelt dat DNB zich terecht op het standpunt stelt dat DL Leven de artikelen 3:10 en 3:17 van de Wft heeft overtreden. DNB mocht DL Leven hiervoor een boete opleggen. Ook de beroepsgronden tegen de berekening van het behaalde voordeel falen. De rechtbank heeft de boete met € 120.000,- (10% van € 1.200.000,-) gematigd omdat DNB een aantal stukken te laat in de procedure aan Delta Lloyd N.V. (DL) en DL Leven heeft verstrekt. Het totale boetebedrag komt daarmee uit op € 22.680.000,-.