Laden...

Publicatie uitspraken over boete en heenzending bestuurder Delta Lloyd

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Rotterdam > Nieuws > Publicatie uitspraken over boete en heenzending bestuurder Delta Lloyd
Rotterdam, 03 augustus 2015

 

Uitspraken over boete en heenzending bestuurder Delta Lloyd. De rechtbank Rotterdam heeft hierover op 31 juli 2015 uitspraak gedaan.

Boete

De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) heeft Delta Lloyd Levensverzekering N.V. (DL Leven) een boete van € 22.800.000,- opgelegd wegens overtreding van de artikelen 3:10 en 3:17 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) in de periode van 27 juni 2012 tot en met 2 juli 2012.

Op 2 juli 2012 nabeurs heeft DNB de invoering per 30 juni 2012 van een Ultimate Forward Rate (UFR) voor verzekeraars bekendgemaakt. De UFR is een vaste rekenrente voor verzekeringsverplichtingen met een looptijd langer dan 20 jaar, die sindsdien wordt gebruikt voor het berekenen van de financiële draagkracht van Nederlandse verzekeraars.

Volgens DNB heeft DL Leven rondom de invoering van de UFR gehandeld in strijd met artikel 3:10, eerste lid, van de Wft door op basis van vertrouwelijke informatie transacties te verrichten om daarmee voordeel te behalen. Ook heeft DL Leven volgens DNB artikel 3:17, eerste lid, van de Wft overtreden door bij het verrichten van deze transacties te handelen in strijd met interne risk en governance regels. Hiervoor heeft DNB aan DL Leven een boete opgelegd, bestaande uit het volgens DNB door DL Leven behaalde voordeel van € 21.600.000,- en een bedrag van € 1.200.000,- als (aanvullende) straf.

De rechtbank Rotterdam oordeelt dat DNB zich terecht op het standpunt stelt dat DL Leven de artikelen 3:10 en 3:17 van de Wft heeft overtreden. DNB mocht DL Leven hiervoor een boete opleggen. Ook de beroepsgronden tegen de berekening van het behaalde voordeel falen. De rechtbank heeft de boete met € 120.000,- (10% van € 1.200.000,-) gematigd omdat DNB een aantal stukken te laat in de procedure aan Delta Lloyd N.V. (DL) en DL Leven heeft verstrekt. Het totale boetebedrag komt daarmee uit op € 22.680.000,-.

Publicatie van de boete

DNB heeft besloten het boetebesluit op grond van artikel 1:97 van de Wft vroegtijdig, dat wil zeggen voordat het onherroepelijk is geworden, openbaar te maken. Hiertegen is onder meer aangevoerd dat het vroegtijdig publiceren van het boetebesluit in strijd is met de rechtszekerheid. De overtredingen zijn in 2012 begaan, terwijl DNB pas sinds 1 augustus 2014 bevoegd is een boetebesluit wegens dergelijke overtredingen vroegtijdig openbaar te maken. Net als de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 29 januari 2015 (ECLI:NL:RBROT:2015:618) onderschrijft de rechtbank dit standpunt. De rechtbank verklaart de beroepen tegen het publicatiebesluit gegrond en herroept de beslissing van DNB om het boetebesluit vroegtijdig openbaar te maken.

Publicatie van de uitspraak over de boete

De rechtbank heeft besloten de uitspraak over het boetebesluit te publiceren, waarbij echter wel een aantal passages is weggelaten. Het publiceren van de volledige tekst van de uitspraak zou betekenen dat bekend wordt waaruit de overtreding van DL Leven heeft bestaan, terwijl de termijn voor het instellen van hoger beroep nog loopt. Dit staat op gespannen voet met het oordeel van de rechtbank over de vroegtijdige publicatie van het boetebesluit. Dit neemt niet weg dat DL de nodige informatie over het boetebesluit openbaar heeft gemaakt in haar persberichten van 22 december 2014 en 3 augustus 2015 en dat ook informatie over de zaak bekend is geworden via de media en door het vonnis van 16 maart 2015 (ECLI:NL:RBROT:2015:1850). Het volledig afzien van publicatie van de uitspraak over de boete dient naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen rechtens te respecteren belang meer. Hetzelfde geldt voor het anonimiseren van namen die al bij het publiek bekend zijn door het persbericht van DL of andere publicaties in de media.

Mededelingen over het boetebesluit

Op 15 mei 2015 heeft DNB besloten openbaar te maken dat DL en DL Leven bezwaar hebben gemaakt tegen het boetebesluit en dat DNB dit bezwaar ongegrond heeft verklaard. De rechtbank verklaart het beroep tegen het besluit van 15 mei 2015 niet‑ontvankelijk. Omdat DNB met het besluit van 15 mei 2015 geen informatie openbaar wil maken die niet al publiekelijk bekend is, hebben DL en DL Leven geen belang bij een oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van dit besluit.

Heenzending van Roozen

Volgens DNB is E.A.A. Roozen (Roozen) niet langer geschikt als bestuurder van DL en als commissaris van DL Leven. Om die reden heeft DNB DL en DL Leven op grond van artikel 1:75 van de Wft de aanwijzing gegeven Roozen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk op 1 januari 2016, heen te zenden als bestuurder van DL en als commissaris van DL Leven.

De rechtbank Rotterdam oordeelt dat DNB niet goed heeft onderbouwd waarom de toezichtgeschiedenis tussen DNB en DL in de periode voorafgaand aan (en losstaand van) de invoering van de UFR kan bijdragen aan de conclusie dat Roozen niet geschikt is als bestuurder van DL en commissaris van DL Leven. Over het handelen van Roozen rondom de invoering van de UFR oordeelt de rechtbank dat DNB zich terecht op het standpunt stelt dat dit relevant is voor de geschiktheid van Roozen en daaraan afbreuk doet. Eisers voeren echter terecht aan dat het verwijt dat DNB in dit verband aan Roozen maakt minstens zozeer raakt aan zijn betrouwbaarheid als aan zijn geschiktheid. DNB is van mening dat de betrouwbaarheid van Roozen buiten twijfel staat, zodat heenzending wegens ongeschiktheid uitsluitend vanwege zijn handelen rondom de invoering van de UFR niet zonder meer in de rede ligt. Verder heeft DNB naar het oordeel van de rechtbank gehandeld in strijd met de Beleidsregel geschiktheid 2012 door de wijzigingen in de samenstelling van de Raad van Bestuur van DL en de Raad van Commissarissen van DL Leven en de competenties van de andere bestuurders en commissarissen onvoldoende bij de beoordeling te betrekken. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en schorst de aanwijzing tot heenzending tot drie maanden na bekendmaking van de nieuwe besluiten op de bezwaren van DL, DL Leven en Roozen.

Vervolg

Tegen de uitspraken van de rechtbank kunnen partijen hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De rechtbank heeft kennis genomen van de mededeling van DL, DL Leven en DNB dat zij van deze mogelijkheid geen gebruik zullen maken. Nadat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken, zal de rechtbank beoordelen of aanleiding bestaat de uitspraak in de boetezaak alsnog in verdergaande mate openbaar te maken. Hetzelfde geldt voor een onleesbaar gemaakte passage in de uitspraak over de aanwijzing tot heenzending.

Vindplaats uitspraken

De uitspraak over de boete en de publicatie van het boetebesluit: zaaknummers ROT 15/2850 en ROT 15/2851, ECLI:NL:RBROT:2015:5635.
 
De uitspraak over het besluit van 15 mei 2015: ROT 15/3249, ECLI:NL:RBROT:2015:5633.
 
De uitspraak over de heenzending van Roozen: zaaknummers ROT 14/8944 en ROT 15/318, ECLI:NL:RBROT:2015:5634.

Uitspraken