Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden daaromheen vindt de rechtbank dat uit het oogpunt van vergelding een lange gevangenisstraf op zijn plaats is. In dat licht is de eis van acht jaar gevangenisstraf van de officier van justitie ook begrijpelijk. Wel heeft de officier van justitie volgens de rechtbank daarbij te weinig rekening gehouden met de leeftijd en kwetsbaarheid van de verdachte.
De beveiligingsmaatregel die de officier van justitie aansluitend aan de gevangenisstraf voor ogen had (de GVM-maatregel) biedt volgens de rechtbank een onvoldoende stevig kader om het gevaar op herhaling te verminderen. Bij herhaling is de kans groot dat de verdachte zichzelf of een ander ernstige schade zal toebrengen. Dat stevige kader wordt wel geboden door een tbs met voorwaarden. De consequentie daarvan is dat volgens de wet in dat geval een gevangenisstraf van maximaal vijf jaar mag worden opgelegd. Dit betekent minder gevangenisstraf dan uit oogpunt van vergelding op haar plaats zou zijn. De keuze voor de tbs met voorwaarden biedt echter als groot voordeel dat het strafdoel van de resocialisatie van de verdachte en daarmee de bescherming van de maatschappij veel beter vorm kan krijgen. De rechtbank maakt die keuze uit volle overtuiging maar ook in het bewustzijn dat dat voor de nabestaanden en mogelijk de maatschappij moeilijk te aanvaarden valt.
Alles afwegende is tbs met voorwaarden en een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar passend.
Daarnaast moet de verdachte aan benadeelde partijen materiële en immateriële schadevergoedingen betalen.