In artikel 5 zijn de selectiecriteria opgenomen waarvan niet altijd gemakkelijk en objectief is vast te stellen of een uitspraak eraan voldoet.
Onder (a) is belangstelling van de algemene pers als criterium opgenomen. Het moment van aandacht is daarbij niet van belang: dit kan zowel voor, tijdens of na de zitting zijn. Ook in geval er pas enige tijd na de uitspraak belangstelling bij de pers ontstaat, zou deze (alsnog) moeten worden gepubliceerd. Van mediabelangstelling is overigens alleen sprake indien deze gericht is op een specifieke zaak: het bijwonen door een journalist van een volledige politierechterzitting kan niet worden opgevat als persbelangstelling voor alle zaken die op de zitting worden behandeld. Alhoewel veel media die op de juridische beroepsgroep zijn gericht ook onder de publieke media van (a) zijn te scharen, zijn deze – onder (b) – toch afzonderlijk opgenomen.
Criterium (b) impliceert dat alle uitspraken die in juridische vaktijdschriften, internetsites, weblogs of andere op juristen gerichte media worden gepubliceerd of besproken, zo spoedig mogelijk (alsnog) dienen te worden gepubliceerd indien dat nog niet was geschied.
Belang voor beroepsgroepen of belangengroeperingen – het criterium opgenomen onder (c) – mag worden verondersteld als een belangengroepering één van de procederende partijen was, als er duidelijk sprake was van een proefproces, of als het belang van een bepaalde groepering of beroepsgroep inzet was van het geding, maar ook als de uitspraak is besproken in een medium dat is gericht op een belangengroepering of beroepsgroep moet dit belang worden aangenomen.
Onderdeel (d) is vergelijkbaar met (c) maar is meer op (groepen van) individuen gericht, zonder dat er direct sprake hoeft te zijn van een belangengroepering. Het kan bijvoorbeeld gaan om wijkbewoners die worden geraakt door een verkeersmaatregel of een misdrijf waarbij veel slachtoffers zich niet hebben gevoegd.
Onderdeel (e) is in het bijzonder voor de rechtsontwikkeling van belang. Omdat de selecteur niet altijd de gelegenheid heeft om te onderzoeken in hoeverre er inderdaad sprake is van een jurisprudentievormend karakter, is een ruime interpretatie van deze regel op zijn plaats: twijfel over het juridisch belang van een uitspraak is op zichzelf eigenlijk reeds voldoende om tot publicatie te besluiten.