Laden...

Aanbeveling commissie arbeidsrecht Kring: geregelde ontbinding (2003)

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksReglementen procedures en formulieren > Kanton > Aanbeveling commissie arbeidsrecht Kring: geregelde ontbinding (2003)

Inleiding

van:                 commissie arbeidsrecht van de Kring van Kantonrechters
aan:                 LOK
d.d.:                 12 oktober 2003-10-13
betreft:             de ‘geregelde’ ontbinding

Naar aanleiding van recente wijzigingen in de WW-uitvoeringspraktijk is door het DB van het LOK aan de commissie arbeidsrecht verzocht om advies. [De wijzigingen betreffen de gang van zaken bij ‘geregelde’ ontbindingen op grond van bedrijfseconomische omstandigheden. Het UWV verzoekt dan het CWI te beoordelen of in de onderhavige casus een ontslagvergunning zou zijn verleend. Deze verzwaarde toets kan gevolgen hebben voor de gang van zaken bij de kantonsectoren, m.n. voor de wijze waarop de geregelde ontbindingszaken worden afgedaan.]

De commissie heeft allereerst gemeend een tweetal aspecten te onderscheiden, waarop het niet zozeer aan de commissie is om inhoudelijk te adviseren, doch aan het LOK om te beoordelen of het LOK terzake nadere stappen wil ondernemen:

  • de eventuele gevolgen van een zich wijzigende praktijk voor de bekostiging
  • de wijze waarop een zich inhoudelijk wijzigende instroom van geregelde zaken intern binnen de sectoren vormgegeven dient te worden.

Het eerste aspect betreft de bekostiging op basis van de zgn. Lamicie-normen. De normstelling voor 7:685-verzoeken is gebaseerd op een bepaalde verhouding tussen de inhoudelijke (‘tegenspraak’-)verzoeken en de ‘geregelde’ verzoeken. Indien deze verhouding als gevolg van wetswijziging als in casu ingrijpend zal veranderen zal de gemiddelde werklast per zaak aanzienlijk stijgen. Het LOK zal zich tijdig dienen te beraden op de gevolgen die daaraan verbonden dienen te worden.

Het tweede aspect betreft de mogelijke gevolgen die een zich wijzigend aanbod kan hebben op de wijze waarop ‘geregelde’ zaken worden afgedaan. Waar thans naar schatting in plm. 75% van de zaken een mondelinge behandeling achterwege blijft, zal een terugkeer van de zgn. ‘5-minutenzitting’  grote organisatorische gevolgen kunnen hebben. Het lijkt verstandig om op dit punt enige vorm van landelijke afstemming te organiseren, ook al omdat de mogelijkheden van forumshopping voor partijen nagenoeg onbegrensd zijn.

De commissie is van oordeel dat bovengenoemde aspecten niet op arbeidsrechtelijke gronden nader beoordeeld behoeven te worden, zodat daar thans voor haar geen taak meer ligt.

Dat ligt mogelijk iets anders waar het gaat om de publicitaire aspecten van de praktijk rond de ‘geregelde’ ontbinding. Het zou onjuist zijn als de indruk zou (zijn) ontstaan dat kantonrechters in de praktijk van de ‘geregelde’ ontbinding actief meewerken aan het verhullen van de werkelijke ontslagredenen.  Waar partijen echter blijkens de stukken eensgezind zijn omtrent voor een ontbindingsbeslissing relevante feiten, is voor de civiele rechter niet de taak weggelegd om door hem als vaststaand aan te nemen feiten nader op hun juistheid te onderzoeken.

Indien vervolgens echter aan op deze wijze vastgestelde feiten kwalificaties toegekend zouden worden, dan wel op andere wijze de schijn van een inhoudelijke beoordeling opgewekt zou worden, maakt de kantonrechter zich kwetsbaar voor kritiek op zijn ‘rol’ in de voorbereiding van de UWV-beoordeling van de verwijtbaarheid van de werkloosheid.

Om vorenstaande redenen adviseert de commissie het LOK om te bevorderen dat in de beschikkingen in ‘geregelde’ ontbindingszaken feitelijke vaststellingen, anders dan op de grondslag dat partijen het daarover eens zijn, alsmede nadere kwalificaties (‘het ontslag is werknemer niet verwijtbaar’ e.d.) zo veel mogelijk achterwege te laten. In enkele kantonsectoren wordt reeds gewerkt met een strikt neutrale formulering van de geregelde ontbindingsbeschikkingen op basis van de tussen partijen bereikte overeenstemming. Op verzoek kunnen exemplaren daarvan worden verstrekt.

Een vierde aspect betreft de mogelijke gevolgen van een gewijzigde WW-uitvoeringspraktijk voor de zgn. ‘Aanbevelingen’ (waaronder de kantonrechtersformule). De commissie is unaniem van oordeel dat de wijzigingen per 1 september 2003 vooralsnog geen of althans onvoldoende grond voor enige aanpassing van de ‘Aanbevelingen’ vormen.

       

 

 

Heeft u een vraag?

Voor meer informatie of hulp, bezoek de contactpagina. Daar vindt u antwoorden op veelgestelde vragen en informatie over hoe u ons kunt bereiken.