De aanbeveling voor een landelijke definitie van de kantonrechtersformule welke zoveel mogelijk door de kantonrechters in den lande zal worden gebruikt vormt het kernpunt van deze aanbevelingen. Zeker nu steeds meer wordt overgegaan tot het publiceren van de eigen formule dreigt een wildgroei en onoverzichtelijkheid.
3.1. Wanneer de rechter het verzoek tot ontbinding inwilligt wegens veranderingen van omstandigheden en het hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt dat aan een der partijen ten laste van de wederpartij een vergoeding zal worden toegekend, zal de hoogte van deze vergoeding op de volgende wijze worden vastgesteld (de kantonrechtersformule):
vergoeding = A x B x C.
Waarbij:
A = aantal gewogen dienstjaren
B = beloning
C = correctiefactor.
De voorgestelde formule sluit aan bij de bestaande praktijk, met dien verstande dat er een nieuwe variabele (C) is toegevoegd die de beoordeling door de kantonrechter van de omstandigheden van het geval uitdrukt. Blijkens de uitkomst van de enquête relateren vrijwel alle kantonrechters hun beslissing ten aanzien van de vergoeding mede aan de factoren leeftijd, salaris en de lengte van het dienstverband van de werknemer, al dan niet expliciet neergelegd in een formule.
De voorgestelde definitie van de kantonrechtersformule heeft het voordeel dat partijen geen rechten aan de kantonrechtersformule kunnen ontlenen: de discretionaire bevoegdheid van de kantonrechter bij het bepalen van een billijke vergoeding is neergelegd in de formule zelf (C). De vergoeding zal in beginsel worden afgerond op een rond getal. Voor het geval de kantonrechter van oordeel is dat toekenning van een vergoeding achterwege dient te blijven, wordt verwezen naar 2.2, laatste volzin en 3.4, laatste alinea.
Zie voor een nadere uitwerking en definiëring van de variabelen hieronder onder 2.2-2.4.
3.2. Voor de berekening van A (aantal gewogen dienstjaren) wordt de diensttijd afgerond op hele jaren. Vervolgens worden de dienstjaren op de volgende wijze gewogen:
dienstjaren voor het 40e levensjaar tellen voor l, van het 40e tot het 50e voor 1,5 en elk dienstjaar vanaf het 50e telt voor 2.
Voor de weging van het aantal dienstjaren is de in het land meest gebruikte methode gekozen. Een voorbeeld van de toepassing van deze zogenaamde staffelmethode:
bij een werknemer van 54 jaar met 17 dienstjaren geldt:
A = (3x1) + ( 10xl,5) + (4x2) = 26.
Peildatum voor de leeftijd van de werknemer zal (behoudens zeer bijzondere omstandigheden) zijn de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De commissie heeft in de eerste plaats voor deze datum gekozen om aansluiting te zoeken bij het sociaal verzekeringsrecht. Immers, voor de vaststelling van de duur en hoogte van een WW-uitkering is (onder meer) de eerste werkloosheidsdatum bepalend. In de tweede plaats is hiervoor gekozen omdat de inkomensschade voor de werknemer (waarvoor de vergoeding mede een compensatie beoogt te zijn) zich vanaf deze datum voordoet.
Uit de enquête is gebleken dat ongeveer 60% bij berekening volgens een formule uitgaat van hele dienstjaren, al dan niet volgemaakt. De commissie heeft gekozen voor een eenvoudig hanteerbare middenweg in de vorm van afronding op hele dienstjaren, met dien verstande dat een periode van een half jaar en één dag telt als een heel dienstjaar. Peildatum voor vaststelling van de lengte van het dienstverband zal (behoudens zeer bijzondere omstandigheden) zijn de datum van ontbinding, omdat uit deze datum de uiteindelijke lengte van het dienstverband blijkt.
Waar hiervoor wordt gesproken van 'zeer bijzondere omstandigheden' wordt gedoeld op de situatie dat de ontbinding in verband met naderende VUT-, WW- of IOAW-rechten per een (aanmerkelijk) latere datum wordt uitgesproken. Ook in de onderhandelingspraktijk zijn immers vergoeding en ontbindingsdatum in zekere zin communicerende vaten.
3.3. Bij de berekening van B (beloning) zal worden uitgegaan van het bruto maandsalaris, in ieder geval vermeerderd met vaste en overeengekomen looncomponenten, zoals vakantietoeslag, een vaste dertiende maand, een structurele overwerkvergoeding en een vaste ploegentoeslag.
Behoudens zeer uitzonderlijke gevallen zullen niet tot B (beloning) worden gerekend: het werkgeversaandeel pensioenpremie, de auto van de zaak, onkostenvergoedingen, tantième, het werkgeversaandeel in de ziektekostenverzekering en een niet structurele winstdeling.
In de praktijk blijkt dat over de vraag wat onder het salaris (of in de terminologie van de aanbevolen formule: beloning) moet worden verstaan nogal eens discussie ontstaat. Om dergelijke discussies ter vermijden is voor een aanbeveling op dit punt gekozen en is de ruimte voor afwijking zo beperkt mogelijk gehouden. In voorkomende gevallen kan echter toch aanleiding bestaan een uitzondering te maken. Met name zal zulks het geval zijn wanneer een aanzienlijk deel van de inkomsten van een werknemer bestaat uit provisie. Indien dit structureel het geval is zal met deze component rekening gehouden dienen te worden. De commissie beveelt aan om in dit geval zoveel mogelijk aan te sluiten bij de wettelijke bepalingen inzake de agentuurovereenkomst. De in de aanbeveling uitgezonderde looncomponenten zullen slechts dan voor de vaststelling van B in aanmerking genomen worden, wanneer sprake is van een zeer uitzonderlijk geval.
Hiervan is bijvoorbeeld sprake, indien een oudere werknemer als afwijkende arbeidsvoorwaarde heeft bedongen dat een aanzienlijk deel van de beschikbare loonsom zal worden 'voldaan' in de vorm van een premiestorting in een pensioenfonds.
3.4. De correctiefactor (C) is bij een 'neutrale' of `kleurloze' ontbinding gelijk aan 1 (één). De C is 0 (nul) indien de kantonrechter van oordeel is dat op basis van de bijzondere omstandigheden van het geval de toekenning van een vergoeding niet gerechtvaardigd is.
In de overige gevallen zal de kantonrechter een correctiefactor (C) hanteren op basis van zijn beoordeling van de bijzondere omstandigheden van het geval.
Het zwaartepunt van de aanbevelingen ligt naar het oordeel van de commissie in de eerste volzin van deze aanbeveling: bij een neutrale of kleurloze ontbinding wordt een vergoeding toegekend op basis van de formule, waarbij C op 1 wordt gesteld. Van een neutrale of kleurloze ontbinding is sprake indien de kantonrechter van oordeel is dat er geen sprake is van omstandigheden die aanleiding geven tot toekenning van een hogere of lagere vergoeding dan gebruikelijk is. Daarmee is als uitgangspunt gekozen dat toekenning van een vergoeding overeenkomstig de formule A x B gerechtvaardigd is in een geval waarin zich geen bijzondere omstandigheden voordoen die afwijking van hetgeen, gebruikelijk is rechtvaardigen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het vervallen van een arbeidsplaats wegens reorganisatie waarbij de anciënniteitsvolgorde in acht is genomen en zich geen bijzondere financiële omstandigheden voordoen. Van geval tot geval zal beoordeeld dienen te worden of er sprake is van omstandigheden die voldoende grond vormen om af te wijken van vorenbedoeld kleurloos uitgangspunt. Als omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot toekenning van een afwijkende vergoeding scoorden in de enquête de verwijtbaarheid en de risicosfeer met betrekking tot en de schuld aan het ontstaan van de gewichtige reden hoog.
Zoals reeds in de inleiding werd gesteld, stelt de commissie zich voor te zijner tijd te komen met een verdere verfijning van de formule. Thans wordt volstaan met beschrijving van de situatie waarin C gelijk is aan 0 of l. De beschrijving van het geval waarin C gelijk is aan nul spreekt voor zich: de oorzaak van de ontbinding is bijvoorbeeld zozeer verwijtbaar aan de werknemer dat toekenning van enige vergoeding niet gerechtvaardigd is.
3.5. De vergoeding zal - behoudens eventuele immateriële schade - niet hoger zijn dan de verwachte inkomstenderving tot aan de pensioengerechtigde leeftijd.
Een 63-jarige met 20 dienstjaren zou bij toepassing van de formule een vergoeding ontvangen die hoger ligt dan zijn redelijkerwijs te verwachten inkomstenderving.