Laden...

Aanhoudingenprotocol

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Landelijk aanhoudingenprotocol

Verantwoording

In het strafproces kan een procespartij de rechter verzoeken om de behandeling van een zaak uit te stellen. Dit wordt aanhouding genoemd. Aanhouding kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als de verdachte door ziekte niet op de zitting aanwezig kan zijn. Voor de behandeling van verzoeken tot aanhouding van strafzaken is door het LOVS een aanhoudingenprotocol vastgesteld. Het LOVS heeft het landelijk aanhoudingenprotocol op 18 november 2011 vastgesteld. Het landelijk aanhoudingenprotocol dat door het LOVS op 9 september 2005 was vastgesteld, is hiermee komen te vervallen.

Uitgangspunt 

Dit aanhoudingenprotocol bevat een -niet uitputtende- opsomming van aandachtspunten en aanbevelingen (hierna aandachtspunten) met betrekking tot de behandeling van aanhoudingsverzoeken. Met deze aandachtspunten en aanbevelingen in dit protocol wordt beoogd de (formele) rechtseenheid, een voortvarend verloop van de procesgang en een optimale benutting van de zittingscapaciteit te bevorderen. Het protocol geldt met name voor verzoeken tot aanhouding voorafgaande aan de zitting. Voor andere, tijdens de zitting gedane verzoeken dient het protocol zoveel mogelijk analoog te worden toegepast.

 

 Aanhoudingenbeleid

>Alles uitklappen
  • Alvorens een aanhoudingsverzoek in behandeling te nemen, moeten parketnummer, naam verdachte, zittingsdatum en reden(en) voor aanhouding bekend zijn.

    Algemeen uitgangspunt is het standpunt van het openbaar ministerie op het aanhoudingsverzoek te vernemen alvorens op het aanhoudingsverzoek te beslissen. Het wordt aan het openbaar ministerie gelaten om bij de bepaling van dat standpunt ook de mening van het slachtoffer, de nabestaande van het slachtoffer of de benadeelde te betrekken. 

    Indien een verzoek wordt gehonoreerd, dan wordt –in overleg met het openbaar ministerie- de desbetreffende zaak in beginsel aangehouden voor bepaalde tijd. Een afwijzing van een verzoek tot aanhouding moet worden gemotiveerd, waarbij een enkele verwijzing naar dit aanhoudingenprotocol niet volstaat.

  • Bij een aanhoudingsverzoek van de verdachte dient beoordeeld te worden of de door de verdachte aangevoerde reden van verhindering voldoende dringend en aannemelijk is en of het belang van de verdachte bij aanhouding voorrang moet hebben boven het belang van een behoorlijke strafvordering.

    De aannemelijkheid vloeit niet voort uit de enkele mededeling; in het algemeen zal enig bewijsstuk nodig zijn (tenzij de verhindering reeds aannemelijk is op grond van de in het dossier aanwezige gegevens). In de regel mag daarom van de verdachte worden gevergd dat hij ter staving van het verzoek de gegevens verstrekt die met het oog op de te nemen beslissing wenselijk worden acht. Indien een verzoek onvoldoende door bewijsstukken is gestaafd of indien aan het verzoek tot aanvullende gegevens niet of niet genoegzaam wordt voldaan, kunnen daaraan gevolgtrekkingen worden verbonden. 

    De dringendheid moet altijd worden getoetst. Als de verhindering reeds op een eerder moment had kunnen worden aangevoerd, kan dat worden opgevat als een aanwijzing tegen dringendheid en/of aannemelijkheid. 

    Wanneer de verdachte ten tijde van de zittingsdatum de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, wordt aanbevolen deze minderjarigheid als factor mee te nemen bij de beslissing op het aanhoudingsverzoek. 

  • Bij een aanhoudingsverzoek van de raadsman dient beoordeeld te worden of de door de raadsman aangevoerde reden van verhindering voldoende dringend en aannemelijk is en of het belang van de raadsman en zijn cliënt bij aanhouding van de zaak voorrang moet hebben boven het belang van een behoorlijke strafvordering, waaronder bijvoorbeeld het belang van berechting binnen redelijke termijn. De aannemelijkheid wordt aangenomen op grond van de mededeling van verhindering door de raadsman. De dringendheid moet wel getoetst worden. Wanneer een raadsman voorziet dat hij niet ter terechtzitting aanwezig kan zijn, dient hij voor vervanging te zorgen. Dit geldt ook voor raadslieden met een eenmanskantoor. 

    Een reden om een aanhoudingsverzoek van een verhinderde raadsman desondanks te honoreren kan gelegen zijn in de omstandigheid dat:

    • het een gecompliceerde zaak betreft, of; 
    • de verhinderde raadsman een specifieke, in deze zaak benodigde deskundigheid bezit, of; 
    • uit de beschikbare informatie blijkt dat de verhinderde -niet ambtshalve toegevoegde
    • raadsman de vaste raadsman van cliënt is, of; 
    • de verhinderde raadsman zijn cliënt in kwestie eveneens in een aan de strafzaak verwante zaak bijstaat.

    In ieder geval wordt aanbevolen geen uitstel wegens verhindering van de raadsman te verlenen: 

    • indien uit het dossier blijkt dat de zittingsdatum in overleg met de raadsman is vastgesteld, dan wel dat de raadsman in de gelegenheid is geweest te reageren op een tijdig kenbaar gemaakte, voorgenomen zittingsdatum en tijdstip; 
    • indien blijkt, dat de verhindering bij de raadsman al bekend was ten tijde van het accepteren van de zaak. 
    • Indien het een eenvoudige zaak betreft en er geen speciale deskundigheid vereist is. 
    • Indien de verdachte te laat een raadsman heeft ingeschakeld of te laat van raadsman is gewisseld. De desbetreffende advocaat wordt voor de aanvang van de behandeling van de zaak in de gelegenheid gesteld het dossier in te zien. De geplande zitting gaat in ieder 2 geval door. Of de desbetreffende zaak dan inhoudelijk wordt behandeld, wordt op de zitting beslist. 

    Voor de verhindering van de raadsman als gevolg van andere zittingen geldt in het algemeen:

    • preventieve zaken gaan voor niet preventieve zaken; 
    • de eerder bepaalde zitting gaat voor de later bepaalde zitting.

  • Indien het slachtoffer, nabestaande(n) van het slachtoffer of de benadeelde partij tevoren uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt prijs te stellen op uitoefening van het spreekrecht of zich als benadeelde partij ter terechtzitting te willen voegen in het strafproces of indien de benadeelde partij, die zich reeds heeft gevoegd met gebruikmaking van een voegingsformulier, te kennen heeft gegeven de vordering ter terechtzitting nader te willen toelichten, wordt aanbevolen een gemotiveerd aanhoudingsverzoek, behoudens zwaarwegende andere belangen, te honoreren.

    Bij niet gemotiveerde afwezigheid ter zitting, dan wel bij berichtgeving van afwezigheid vlak voor de zitting, is het aan de rechter een nadere afweging te maken. Indien het dossier reeds een uitvoerige schriftelijke slachtofferverklaring bevat of als de rechter beschikt over een volledig ingevuld voegingsformulier dat voldoende gestaafd is, kan hij besluiten dat hij voldoende is voorgelicht.

  • Bij de beoordeling van een aanhoudingsverzoek van de ouder(s)/voogd van de verdachte die ten tijde van de zitting de leeftijd van 18 jaar nog niet zal hebben bereikt, dient rekening te worden gehouden met de verplichte verschijning van die ouder(s)/voogd als weergegeven in artikel 496a Sv.

    Bij een aanhoudingsverzoek van de ouder(s)/voogd van de verdachte die ten tijde van de zitting de leeftijd van 18 jaar nog niet zal hebben bereikt, dient beoordeeld te worden of de door de ouder(s)/voogd aangevoerde reden van verhindering voldoende dringend en aannemelijk is en of het belang van de ouder(s)/voogd bij aanhouding van de zaak voorrang moet hebben boven het belang van een behoorlijke strafvordering, waaronder bijvoorbeeld het belang van de minderjarige verdachte op berechting binnen redelijke termijn. 

    De aannemelijkheid vloeit niet voort uit de enkele mededeling; in het algemeen zal enig bewijsstuk nodig zijn (tenzij de verhindering reeds aannemelijk is op grond van de in het dossier aanwezige gegevens). In de regel mag daarom van de ouder(s)/voogd worden gevergd dat ter staving van het verzoek de gegevens worden verstrekt die met het oog op de te nemen beslissing wenselijk worden acht. Indien een verzoek onvoldoende door bewijsstukken is gestaafd of indien aan het verzoek tot aanvullende gegevens niet of niet genoegzaam wordt voldaan, kunnen daaraan gevolgtrekkingen worden verbonden. 

    De dringendheid moet altijd worden getoetst. Als de verhindering reeds op een eerder moment had kunnen worden aangevoerd, kan dat worden opgevat als een aanwijzing tegen dringendheid en/of aannemelijkheid. 

    Wanneer een benadeelde partij zich heeft gevoegd in een strafzaak jegens een minderjarige verdachte, die ten tijde van het delict de leeftijd van 14 jaar nog niet had bereikt, waarbij de vordering van de benadeelde partij zich richt tot de ouder(s) van die verdachte, wordt aanbevolen dit als factor mee te wegen bij een verzoek van de ouder(s) van de verdachte tot aanhouding van de zaak.
  • Bijzondere aandacht verdienen de telefonische aanhoudingsverzoeken van de verdachte, het slachtoffer, nabestaande(n) van het slachtoffer, de benadeelde partij, of de wettelijke vertegenwoordiger(s) (ouders/voogd) van de minderjarige verdachte, vlak voor de zitting, meestal wegens ziekte of vervoersproblemen. De medewerkers van de strafgriffie, de medewerkers van de centrale informatiebalie en de medewerkers van de bodedienst, bij wie die verzoeken veelal binnenkomen, delen de verzoeker, conform hun instructie, mee:

    • dat het verzoek zal worden doorgegeven, maar dat het gerecht, gehoord het openbaar ministerie ter zitting beslist, 
    • dat de verzoeker, zo spoedig mogelijk na de zitting bij de griffier van de desbetreffende zitting, onder vermelding van de naam van de griffier en zijn doorkiesnummer, kan informeren naar de beslissing van het gerecht
    • en vragen, in verband met zijn bereikbaarheid, naar het telefoonnummer van verzoeker

Heeft u een vraag?

Voor meer informatie of hulp, bezoek de contactpagina. Daar vindt u antwoorden op veelgestelde vragen en informatie over hoe u ons kunt bereiken.