In de Marengo-zaak springt een aantal onderwerpen in het oog. De positie van de zogenaamde kroongetuige B. neemt een centrale positie in. Deze kroongetuige is ook één van de verdachten. Hij heeft verklaard over eigen betrokkenheid bij verschillende misdrijven, waaronder de moord op R. Scekic in 2016.
In ruil voor het afleggen van verklaringen tegen de andere verdachten in de Marengo-zaak heeft de officier van justitie de strafeis in zijn zaak gehalveerd tot 10 jaren. De rechtbank heeft hem voor die moord en ook nog andere feiten veroordeeld en heeft de strafeis overgenomen.
Door een aantal verdachten is gesteld dat de overeenkomst die de Staat met B. heeft gesloten niet deugt. Er zouden aanwijzingen zijn voor aan hem gedane toezeggingen en aan hem verleende gunsten die veel verder gaan dan die halvering van de strafeis. De controle op de overeenkomst met B. wordt naar hun zeggen extra bemoeilijkt doordat het Openbaar Ministerie (mogelijk) ook afspraken onder de pet houdt, daarbij ten onrechte schermend met het belang dat het vrijgeven van nog meer informatie de veiligheid van deze kroongetuige in gevaar brengt. En aan het hof is overweging gegeven de belangrijkste vragen over dit onderwerp al nu aan de Hoge Raad ter beantwoording voor te leggen. Dan kan het hof die antwoorden vervolgens gelijk betrekken bij de behandeling van de zaak in hoger beroep. Dat is de mening van de verdediging in een aantal zaken.
Daartegenover stelt het Openbaar Ministerie dat de deal met de kroongetuige niet in strijd met de wet is gesloten. Er is gehandeld overeenkomstig de regeling in de wet, en de uitleg die daaraan ook door de Hoge Raad wordt gegeven, aldus het Openbaar Ministerie.
Voorts zal ook in hoger beroep de betrouwbaarheid van de door de getuige B. afgelegde verklaringen één van de centrale onderwerpen van debat zijn. De standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging in de meeste zaken staan op dat punt tegenover elkaar.