Laden...

Bezwaar te laat ingediend, studieschuld blijft in stand

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksCentrale Raad van Beroep > Nieuws > Bezwaar te laat ingediend, studieschuld blijft in stand
Utrecht, 11 april 2018

Op 11 april 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in twee zaken waarin twee studerende broers bezwaar maakten tegen de vaststelling van hun studieschuld. Zij maakten dit bezwaar in 2016, terwijl de minister hen in 2013 op de hoogte had gebracht en erop had gewezen dat er met ingang van 1 januari 2014 afgelost moest worden. De Centrale Raad van Beroep vindt dat de minister de bezwaarschriften van de broers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat deze te laat zijn ingediend. Die termijnoverschrijding is de broers toe te rekenen.

Broers verantwoordelijk

De minister is tot toekenning en uitbetaling van de studiefinanciering overgegaan op basis van aanvraagformulieren van de broers. Hun studiefinanciering bestond uit een combinatie van prestatiebeurs, rentedragende lening en reisrecht. Hun moeder heeft verklaard dat zij op de formulieren heeft aangekruist dat de broers ook studiefinanciering in de vorm van een lening wilden. Aanvankelijk was die optie niet aangekruist. De schuld van beide broers is door de toekenning van de lening opgelopen tot bijna 60.000 euro per persoon.

De Centrale Raad van Beroep acht het aannemelijk dat de aanvraagformulieren door de broers zijn ondertekend. Hun eigen – wisselende en tegenstrijdige – verklaringen bieden te weinig houvast om aan te nemen dat de aanvragen niet door hen zijn ondertekend. De Centrale Raad van Beroep vindt dat de aanvragen volledig, dus ook voor wat betreft de lening, aan de broers kunnen worden toegerekend. Dit geldt ook als de aanvragen na de ondertekening zouden zijn gewijzigd door hun moeder, aangezien de broers de behartiging van hun belangen geheel aan haar hebben overgelaten.

Vast staat dat de minister bedragen aan studiefinanciering heeft overgemaakt op bankrekeningen die op naam van de broers stonden. Daarmee staat ook de uitbetaling van die bedragen aan de broers vast.

Onder deze omstandigheden mag en kan het ook aan de broers worden toegerekend dat zij de gang van zaken rond de toekenning en uitbetaling van studiefinanciering niet in de gaten hebben gehouden.

Eerder op de hoogte

Zelfs als ervan zou worden uitgegaan dat de broers niet verantwoordelijk waren voor de aanvraag of de wijziging daarvan, vindt de Raad, mede op basis van het in hoger beroep ingezonden bewijs, dat zij uiterlijk in 2011 op de hoogte hadden kunnen zijn van het feit dat aan hen studiefinanciering werd verstrekt. Dat geldt ook als ervan zou moeten worden uitgegaan dat de broers de berichtgeving van de minister over de voortgang van de studiefinanciering niet hebben gezien. In 2011 hebben zij immers een reisrecht toegekend gekregen, dat zij volgens hum verklaringen beiden ook hebben gebruikt. Het reisrecht is een vorm van studiefinanciering en de broers hadden zich dat moeten realiseren. Zij hadden in 2011 dan ook navraag kunnen – en moeten – doen naar de toekenningen en de berichtgeving daarover. Zij hadden toen op de hoogte kunnen komen van hun studieschulden. Zij hebben echter geen navraag gedaan. Daarom is de Raad van oordeel dat de broers in verzuim zijn geweest bij het te laat maken van bezwaar tegen de vaststelling van hun studieschulden. De minister hoefde de bezwaarschriften dus niet inhoudelijk te behandelen.

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

Dit is een nieuwsbericht op basis van de genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Bij verschil tussen dit nieuwsbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.

Uitspraken