De minister is tot toekenning en uitbetaling van de studiefinanciering overgegaan op basis van aanvraagformulieren van de broers. Hun studiefinanciering bestond uit een combinatie van prestatiebeurs, rentedragende lening en reisrecht. Hun moeder heeft verklaard dat zij op de formulieren heeft aangekruist dat de broers ook studiefinanciering in de vorm van een lening wilden. Aanvankelijk was die optie niet aangekruist. De schuld van beide broers is door de toekenning van de lening opgelopen tot bijna 60.000 euro per persoon.
De Centrale Raad van Beroep acht het aannemelijk dat de aanvraagformulieren door de broers zijn ondertekend. Hun eigen – wisselende en tegenstrijdige – verklaringen bieden te weinig houvast om aan te nemen dat de aanvragen niet door hen zijn ondertekend. De Centrale Raad van Beroep vindt dat de aanvragen volledig, dus ook voor wat betreft de lening, aan de broers kunnen worden toegerekend. Dit geldt ook als de aanvragen na de ondertekening zouden zijn gewijzigd door hun moeder, aangezien de broers de behartiging van hun belangen geheel aan haar hebben overgelaten.
Vast staat dat de minister bedragen aan studiefinanciering heeft overgemaakt op bankrekeningen die op naam van de broers stonden. Daarmee staat ook de uitbetaling van die bedragen aan de broers vast.
Onder deze omstandigheden mag en kan het ook aan de broers worden toegerekend dat zij de gang van zaken rond de toekenning en uitbetaling van studiefinanciering niet in de gaten hebben gehouden.