Beide partijen baseren zich bij de berekening van de provisie op artikel 2, derde lid, van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding (Besluit), maar komen uit op verschillende bedragen. Partijen zijn het erover eens dat de provisie moet worden berekend over de twaalf maanden vóór het einde van de arbeidsovereenkomst, maar zij verschillen van mening over de vraag welke provisiebedragen in die periode vallen.
De interpretatie van artikel 2, derde lid, van het Besluit was al eerder een (arbeidsrechtelijk) geschilpunt, maar er is nog geen (uitdrukkelijk) oordeel over gegeven door een hoogste rechter. Voor de Centrale Raad van Beroep is dit aanleiding om een conclusie te vragen aan raadsheer advocaat-generaal De Bock voor een antwoord op de volgende vragen:
- Hoe moet artikel 2, derde lid, van het Besluit bij de berekening van de wettelijke transitievergoeding worden uitgelegd en toegepast?
- Hoe moet de provisie die afhankelijk is van de uitkomsten van de verrichte arbeid (genoemd in dit artikellid) worden berekend?
- Is er ruimte voor een afwijkende berekening van de provisie in bijzondere gevallen, zoals bijvoorbeeld in deze zaak (beëindiging van een onderneming doordat de werkgever stopt/met pensioen gaat)?