De rechtzoekende ontvangt een Wajong-uitkering (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten) van het UWV. Zijn moeder heeft het UWV-werkbedrijf laten weten dat haar zoon is gestart met een opleiding en dat hij deze ook weer heeft gestaakt. Daarna wordt het UWV-werkbedrijf geïnformeerd dat haar zoon opnieuw een opleiding is gestart waarvoor hij ook studiefinanciering ontvangt. De verstrekte informatie die relevant is voor de hoogte van uitkering, is door het UWV-werkbedrijf niet doorgegeven aan de divisie UWV-uitkeringen. De rechtzoekende gaat vervolgens werken bij een kledingwinkel, maar meldt zich ziek. Gedurende deze gehele periode heeft de rechtzoekende zijn volledige Wajong-uitkering ontvangen.
Het UWV besluit de Wajong-uitkering te herzien en stelt deze op een lager bedrag vast in verband met de gevolgde opleidingen en de inkomsten uit het dienstverband. Het had volgens het UWV voor de rechtzoekende redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat hij een te hoog bedrag aan Wajong-uitkering ontving. De herziening en terugvordering van de te veel ontvangen Wajong-uitkering is volgens de wet een verplichting. Kan een beroep worden gedaan op een zogenoemde dringende reden, dan kan het UWV afzien van herziening en terugvordering.
Ter uitvoering van de wet heeft het UWV de Beleidsregels schorsing, intrekking en herziening uitkeringen 2006 vastgesteld. Volgens deze beleidsregels wordt een uitkering met terugwerkende kracht herzien als het de uitkeringsgerechtigde redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat hem een te hoge uitkering werd verstrekt. Tot op heden worden deze beleidsregels door de CRvB als buitenwettelijk begunstigend beleid aangemerkt. Gevolg is dat deze beleidsregels alleen op consistente toepassing worden beoordeeld. Als daarvoor redenen zijn, worden de beleidsregels ook getoetst aan fundamentele rechtsbeginselen.