Appellant is wegens wangedrag ontslag verleend als militair per 1 oktober 2013. De minister heeft vastgesteld dat appellant met een verdekt opgestelde camera op zijn legeringskamer compromitterende opnamen heeft gemaakt van zijn kamergenoot. Dit gedrag is aangemerkt als toerekenbaar wangedrag. Het ontslag is volgens de minister evenredig aan het wangedrag omdat het vertrouwen in appellant, als algemeen opsporingsambtenaar, ernstig en onherstelbaar is geschaad
Anders dan appellant heeft betoogd is de straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig aan de ernst van het gepleegde wangedrag. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de minister terecht groot gewicht heeft gehecht aan het feit dat appellant als opsporingsambtenaar heimelijke filmopnamen van zijn kamergenoot heeft gemaakt en daarmee zijn privacy heeft geschonden. Appellant had als waarnemend senior opsporingsambtenaar een voorbeeldfunctie. Hij heeft gehandeld in strijd met de eisen van integriteit, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid en heeft daardoor het in hem te stellen vertrouwen in ernstige mate geschonden. Dat appellant altijd goed heeft gefunctioneerd maakt dit niet anders. De persoonlijke en financiële gevolgen van een strafontslag zijn in het algemeen verstrekkend en vormen in de gegeven situatie geen reden om het strafontslag onevenredig te achten.
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.
Dit is een nieuwsbericht op basis van de genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Bij verschil tussen dit nieuwsbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.