Laden...

Jaarverslag 2020

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksOver de CRvB > Publicaties > Jaarverslag 2020

1. Voorwoord

2020 stond in het teken van het coronavirus. Deze pandemie bood de nodige uitdagingen en vroeg om aanpassings- en uithoudingsvermogen, flexibiliteit, creativiteit en veerkracht. Zittingen werden coronaveilig gehouden en thuiswerken werd het uitgangspunt. Dit om risico’s op verspreiding van het virus zoveel mogelijk te voorkomen. Intussen zijn ook veel inspanningen verricht om de onderlinge verbondenheid in stand te houden.

Bestuur Centrale Raad van Beroep  

Van links naar rechts: Judith Boeree, Takvor Avedissian, Walter Wijbrands
Download jaarverslag (pdf, 6,4 MB)

>Alles uitklappen
  • 2020 bood ook kansen om regie, zaaksgericht werken en afdoening op maat verder te brengen. Schikkingen en buiten zitting zaken afdoen werden verder beproefd. Online zittingen, veilig mailen en digitaal werken kwamen in een stroomversnelling.
    2020 was ook het jaar van het rapport van de Commissie-Van Dam ‘Ongekend Onrecht’ over de kinderopvangtoeslag. In dit rapport kwam ook de rol van de (hoogste) bestuursrechter aan de orde. Dit heeft geleid tot aandacht voor de verhouding van de rechterlijke toetsing tot wetgeving en uitvoeringspraktijk. Een vraagstuk dat ook de aandacht van de Centrale Raad van Beroep heeft.
    Voor de Centrale Raad van Beroep staat van oudsher de menselijke maat centraal. Aan de hand van een eerlijk proces, in onbevangenheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid, bevorderen raadsheren een rechtvaardig, evenwichtig oordeel in aan de Raad voorgelegde zaken. De Centrale Raad van Beroep kent daarbij twee kerntaken: enerzijds individuele rechtsbescherming bieden en anderzijds rechtsvorming en bewaking van rechtseenheid. Daarmee wordt ook een bijdrage geleverd aan de instandhouding en versterking van de democratische rechtsstaat.
    In het afgelopen jaar is het ondanks alle coronaomstandigheden gelukt om stappen vooruit te zetten.
    Dit jaarverslag geeft daarin inzicht. De toewijding, sociale bewogenheid en onderlinge verbondenheid en het bewustzijn van onze rechtsstatelijke verantwoordelijkheid en maatschappelijke betekenis hebben bijgedragen aan de verbeterslagen. Daarmee gaan we in 2021 door. 

    Namens het bestuur,
    Takvor Avedissian, President

    In het afgelopen jaar is het ondanks alle corona- omstandigheden gelukt om stappen vooruit te zetten.
    Takvor Avedissian

2. Dit is de Centrale Raad van Beroep

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste bestuursrechter voor sociaal zekerheidsrecht en ambtenarenrecht. Het gaat in veel gevallen om beslissingen over uitkeringen, zoals bijstand, uitkeringen vanwege werkloosheid of arbeidsongeschiktheid en maatschappelijke ondersteuning. Beslissingen die ingrijpend kunnen zijn in het leven van mensen. Bovendien is de Centrale Raad van Beroep in vrijwel alle zaken eindrechter: met de uitspraak komt de zaak definitief ten einde.

Dit is wat we doen

 

>Alles uitklappen
  • Sociale verzekeringen

    Werknemers zijn in Nederland bij ziekte, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid verzekerd van een uitkering ter vervanging van hun loon via de Ziektewet, de Werkloosheidswet (WW) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Jonggehandicapten kunnen aanspraken ontlenen aan de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Binnen de Centrale Raad van Beroep behandelt de werkstroom Sociale Verzekeringen zaken over deze uitkeringen.

    Bijstand

    Mensen van 18 jaar of ouder die rechtmatig in Nederland wonen, hebben recht op bijstand als ze niet genoeg inkomen of eigen vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien en geen beroep kunnen doen op een andere voorziening of uitkering. Dat is geregeld in de Participatiewet (PW). Binnen de Centrale Raad van Beroep behandelt de werkstroom Bijstand zaken over deze uitkeringen.

    Ambtenarenzaken

    De Centrale Raad van Beroep oordeelt deels in hoger beroep en deels als eerste rechter over geschillen over onder andere de (Militaire) Ambtenarenwet, voor zover die niet op grond van de zogeheten normalisering per 1 januari 2020 zijn overgegaan naar de civiele rechter. Ook geschillen over de wetten voor slachtoffers van oorlogsgeweld en vervolging in de Tweede Wereldoorlog zijn bij de Centrale Raad van Beroep ondergebracht.

    Sociale voorzieningen

    Sociale voorzieningen kunnen uitkeringen of andere vormen van ondersteuning zijn die door de overheid, via belastingen, worden gefinancierd. Deze sociale voorzieningen worden geregeld vanuit verschillende wetten. Een bekend voorbeeld daarvan is de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Ook geschillen over studiefinanciering vallen onder dit werkterrein.

    Internationale Kamer

    Bij de Centrale Raad van Beroep komen regelmatig zaken voor met een internationaal aspect. Bijvoorbeeld mensen met een andere nationaliteit die in Nederland hebben gewerkt of komen studeren. Nederland is gebonden aan allerlei (internationale) verdragen en is lid van de Europese Unie. Dit heeft veel invloed op de rechtsorde in Nederland. Als de Centrale Raad van Beroep in een zaak als eindrechter het Unierecht moet toepassen terwijl nog niet helder is wat de juiste uitleg is, is hij verplicht om, voordat hij zelf einduitspraak doet, prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de EU in Luxemburg (HvJEU). Toetsing aan verdragsrecht kan gecompliceerd zijn. De Internationale Kamer (IK) is het team van de Centrale Raad van Beroep dat zich heeft gespecialiseerd in de beantwoording van vragen op dit terrein.

  • Beslissen over individuele zaken

    • Een rechtvaardig, evenwichtig oordeel in iedere zaak
    • Onafhankelijk en onpartijdig

    Rechtsbescherming, rechtsvorming en bewaking van rechtseenheid

    De Centrale Raad van Beroep heeft als hoogste bestuursrechter tot taak een geschil over een besluit van een overheidsinstantie te beoordelen. Dit is het bieden van rechtsbescherming. Het beslechten van een geschil vereist rechtsvorming als de toepasselijke regels niet duidelijk zijn. De bestuursrechter moet dan de wet en andere regels uitleggen en als de wet niet in een oplossing voorziet, deze zoeken binnen het stelsel van de wet en rechtsbeginselen. Uitspraken van de Centrale Raad van Beroep bieden daardoor ook duidelijkheid en rechtszekerheid voor anderen dan de partijen die betrokken zijn bij het geschil.
    Bij het uitleggen van het recht moet de rechtseenheid worden bewaakt. Binnen de Centrale Raad van Beroep waakt de Commissie bestuursrecht en bestuursprocesrecht ervoor, dat de raadsheren de rechtsregels op dezelfde wijze toepassen en indien mogelijk aansluiten bij eerder gekozen oplossingen. Naast de Centrale Raad van Beroep zijn er nog andere hoogste rechters die dezelfde rechtsregels toepassen. Om onnodige verschillen te voorkomen, vindt afstemming plaats.

    Met de uitspraak ‘Nieuwe lijn in vaststellen boetes’ deed de Centrale Raad van Beroep een belangrijke rechtsvormende uitspraak.

    Kortgezegd betekende deze uitspraak dat de Centrale Raad van Beroep bij het vaststellen van de hoogte van de boete in bijstandszaken niet langer uitgaat van een beslagvrije voet van 90%, maar van 95% van de toepasselijke bijstandsnorm. De CRvB liep hiermee vooruit op de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. Deze uitspraak had tot gevolg dat ook bestuursorganen die een boete opleggen en rechters die zelf een boete vaststellen vanaf het moment van de uitspraak moesten anticiperen op de invoering van deze, inmiddels inwerking getreden, wet.

    In 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep ook een nieuwe lijn voor het tijdig indienen van het bezwaarschrift bepaald.

    Een bezwaar- of (hoger) beroepschrift is ook tijdig ingediend als het voor het einde van de bezwaar- of beroepstermijn bij een andere postaanbieder dan PostNL is aangeboden en het binnen een week na afloop van de bezwaar- of beroepstermijn is ontvangen. Voorwaarde is wel dat de postaanbieder geregistreerd is bij de Autoriteit Consument en Markt. De Centrale Raad van Beroep volgde met deze uitspraak een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het is een nieuwe lijn in de rechtspraak.

     

  • Tijdige rechtspraak

    In 2020 betekende dat onder andere:

    • Projectmatige aanpak om een voorraad oude zaken van de werkstroom Sociale Verzekeringen af te handelen
    • Werven van nieuwe collega’s
    • Anders werken: regie voeren en zaaksgericht werken. Regie wil zeggen dat het vooronderzoek wordt benut om meer duidelijkheid te krijgen over het geschil, de standpunten, de bewijsvoering en de mogelijke afdoeningswijze.
    • Zaaksgericht werken houdt in dat een zaak eerst inhoudelijk wordt voorbereid voordat een beslissing wordt genomen over de verdere behandeling van de zaak
    • Zo veel mogelijk zaken laten doorgaan, ondanks corona, door:
      • Met toestemming van partijen uitspraak te doen zonder zitting
      • Online zittingen (beeldbellen) te houden
      • Versnelling in digitaliseren (werken met digitale dossiers)

    Goede, begrijpelijke en toegankelijke rechtspraak

    In 2020 betekende dat onder andere:

    • Investeren in kwaliteit
      • Opleidingshuis
      • Feedback en intervisie
      • Start eerste raadsheer in opleiding (rhio)
      • Professionele standaarden
    • Start van GOO (Gericht Op Oplossen)
    • Luisteren naar signalen
      • Gesprekken met ketenpartners
      • Klankbordgroep

3. Tijdige rechtspraak

De Nederlandse Rechtspraak wordt alom gewaardeerd om haar onpartijdigheid, onafhankelijkheid en deskundigheid, maar helaas lukt het niet altijd om voldoende snel zaken te behandelen en uitspraak te doen.

In oktober 2019 is het landelijke Eindrapport van het project doorlooptijden Rechtspraak verschenen. Dit rapport bevat nieuw ontwikkelde standaarden.

Inmiddels is er landelijk een Programma Tijdige Rechtspraak ingericht dat in de kern bestaat uit drie deelprogramma’s. Namelijk: Achterstanden, Roosteren & plannen en Voorspelbaarheid. Het rapport is veelomvattend en gaat naast de standaarden voor doorlooptijden in op cultuur en verwachting, en komt ook met mogelijkheden om voortgang te boeken met het verbeteren van doorlooptijden, de zogenaamde versnellers.

De Centrale Raad van Beroep neemt deel aan dit landelijke programma.

 

>Alles uitklappen
  • Er zijn verschillende oorzaken waarom er veel tijd kan zitten tussen het instellen van hoger beroep en de daadwerkelijke uitspraak. We noemen een aantal:

    • Vaak is langdurig overleg tussen partijen nodig om tot een beslissing te komen (een voorbeeld hiervan is de AOW-problematiek in zaken van gewezen militairen).
    • Partijen onderbouwen hun standpunt steeds vaker met nader medisch materiaal.
    • Medische problematiek leidt tot lange doorlooptijden door een tekort aan gekwalificeerde medisch deskundigen en door lage uurtarieven. Dit geldt met name voor de arbeidsongeschiktheidszaken die een groot deel van de zaaksvoorraad vormen.
    • Ingrijpende wetswijzigingen in het sociaal zekerheidsrecht en de daarmee gemoeide complexiteit hebben genoodzaakt tot meervoudige afdoening. 
    • Voor rechtseenheid, rechtsvorming en rechtszekerheid is in veel gevallen interne afstemming nodig binnen de (sub)commissies van de Centrale Raad van Beroep en soms ook externe afstemming met de andere hoogste bestuursrechters (Commissie Rechtseenheid, Grote Kamer), met als gevolg een langere doorlooptijd. 
    • Langere doorlooptijden zijn ook het gevolg van prejudiciële vragen (dit zijn rechtsvragen aan een hoger gerecht over de uitleg van een rechtsregel) aan het Europese Hof van Justitie. De lange doorlooptijden bij het EU-Hof zijn bekend.
    Voor alle collega’s van de Centrale Raad van Beroep is volstrekt duidelijk dat het wegwerken van oude werkvoorraden en het terugdringen van de doorlooptijden van het allergrootste belang is."
  • Voor alle collega’s van de Centrale Raad van Beroep is volstrekt duidelijk dat het wegwerken van oude werkvoorraden en het terugdringen van de doorlooptijden van het allergrootste belang is. ‘Justice delayed is justice denied’.

    De Centrale Raad van Beroep is al eerder gestart met een meerjarig traject om achterstanden (werkvoorraden) weg te werken en de doorlooptijden te verkorten, onder het motto ‘Samen sneller voor burgers en bestuursorganen’.

    In 2019 hebben we een aantal zaken in gang gezet. Zo hebben we (nieuwe) werkwijzen op het gebied van zaaksdifferentiatie en maatwerk beproefd, bijvoorbeeld op het terrein van vroege regie. Ook is ervaring opgedaan met andere manieren om zaken te beslissen, bijvoorbeeld een schriftelijke afdoening zonder zitting of een mondelinge uitspraak aansluitend op de behandeling op de zitting als alternatief voor een schriftelijke uitspraak. Zo krijgen partijen direct te horen waar ze aan toe zijn, in begrijpelijke taal, zonder verlies van kwaliteit. Het aantal mondelinge uitspraken was in 2019 sterk gestegen.
    Verder worden afgesproken termijnen goed in de gaten gehouden. Dit geldt zowel voor de termijnen waarbinnen de Centrale Raad van Beroep actie moet ondernemen als die waarbij partijen aan zet zijn.

    In 2020 zijn we verder gegaan op de ingeslagen weg. Een aantal activiteiten en bijzonderheden lichten we er uit.

  • Project oude zaken Sociale Verzekeringen

    De werkstroom Sociale Verzekeringen heeft te maken met een voorraad oude zaken die de doorloop van nieuwe zaken belemmert. Deze voorraad bestond in 2020 uit ongeveer 730 zaken (206 zaken voor een meervoudige kamer en de overige voor een enkelvoudige kamer). Voor het projectmatig afdoen van deze zaken is een projectteam ingesteld.

    Het project is volgens Jan Brand (senior raadsheer en projectleider Oude Zaken) belangrijk, omdat een aantal mensen al veel te lang op hun zaken wacht. ‘Het belangrijkste is dat deze mensen hun uitspraak krijgen.’ De doelstelling van het project is om op een verantwoorde manier sneller zaken af te doen.

    Wat de aanpak van het project bijzonder maakt is volgens Brand, dat de ‘samenwerking tussen raadsheren en ondersteuning is geoptimaliseerd’. Door corona is het project anders verlopen dan gepland, er moest flink geschakeld worden. Maar, geeft Brand aan: ‘Iedereen heeft een enorme inspanning geleverd en zich heel flexibel opgesteld.’ In de eerste maand van het project werden, ondanks corona, heel veel zaken afgedaan. Dit kwam onder andere doordat er veel toestemmingen werden gegeven om zaken zonder zitting af te doen.

    Op 1 mei 2020 startten de voorbereidingen en op 1 juli 2020 waren de eerste zittingen. Aan het einde van het jaar waren er vijfhonderd zaken afgehandeld. Volgens Brand is dit een ‘fiks aantal, met een goede kwaliteit’. Het project loopt nog tot 1 mei 2021.

    Vroegtijdig duidelijkheid over behandeling van een zaak

    De Centrale Raad van Beroep is in 2020 begonnen met de invoering van zaaksgericht werken en regie voor zaken die vanaf 2019 zijn ingestroomd. Kavita Jibodh (senior gerechtsauditeur) noemt verschillende redenen voor deze manier van werken: ‘Door meer regievoering in het vooronderzoek kan eerder nadere informatie worden verkregen over de te beantwoorden rechtsvraag en kan het geschil worden afgebakend. Dit kan minder werk opleveren voor de zittingsrechter. Partijen worden in een vroege fase geïnformeerd waar ze staan. Een duidelijke positie maakt dat ze beter kunnen bepalen hoe verder te handelen. In het vooronderzoek wordt ook bekeken of zaken anders dan met een zitting kunnen worden afgedaan. Dit kan de doorlooptijden verkorten.’

    De eerste Lockdown heeft de Centrale Raad van Beroep ertoe gedwongen om snel te schakelen en processen en werkwijzen (stapsgewijs) zodanig in te richten dat de kerntaak, het rechtspreken, toch doorgang kon vinden. Dit heeft er mede toe geleid dat in de werkstromen een praktijk is ontstaan waarbij gedeeltelijk zaaksgericht wordt gewerkt. Daarnaast bleek dat medewerkers heel flexibel zijn en beschikken over een groot aanpassingsvermogen. Hiervan heeft de werkstroom Bijstand dankbaar gebruik gemaakt door het zaaksgericht werken en voeren van regie te omarmen en (verder) in te voeren.

    Het is nog te vroeg om resultaten aan te wijzen. Maar de reacties van medewerkers uit de werkstroom Bijstand zijn vooralsnog positief. Zaken worden aan de juridische ondersteuners toegedeeld. Ook kunnen zaken door het nieuwe flexibele plannen sneller en makkelijker op zitting worden gepland. Jibodh is tevreden over hoe de invoering van zaaksgericht werken tot nu toe is verlopen: ‘Het was veel werk maar het was heel leuk om te doen en het gaf veel energie.’

    Werving raadsheren en juridisch ondersteuners

    Voor het wegwerken van achterstanden en het verkorten van doorlooptijden is het uiteraard noodzakelijk dat er voldoende raadsheren en juridisch ondersteuners werken bij de Centrale Raad van Beroep. In 2020 zijn drie nieuwe raadsheren gestart. Daarnaast werden toen vijf raadsheren (-plaatsvervangers) benoemd tot raadsheerplaatsvervanger (honorair) volgens de 70+ regeling. Ook biedt het Opleidingshuis van de Centrale Raad van Beroep een opleidingstraject aan recent afgestudeerde juridisch medewerkers om in maximaal zes jaar (in twee werkstromen) te worden opgeleid tot gerechtsauditeur. In 2020 zijn drie ervaren juridisch medewerkers en twee recent afgestudeerden gestart met de opleiding voor gerechtsauditeur.

  • Karen Jacobs en Marlies Wolfrat zijn in 2020 als nieuwe raadsheren begonnen. Jacobs startte in maart en Wolfrat in augustus. Jacobs: ‘De eerste twee weken op de Raad waren heel leuk, maar corona hing al in de lucht. Na die twee weken was alles in één keer afgelast.’ Haar eerste zitting, die gepland stond voor 17 maart, ging niet door. Maar in mei werden de zittingen weer opgestart en had Jacobs eindelijk haar eerste zitting: ‘Vanaf dat moment kon ik echt aan het werk.’

    Jacobs en Wolfrat kozen voor de Raad, omdat ze zochten naar inhoudelijke verdieping. Jacobs omschrijft zichzelf als een ‘bestuursrecht-freak’. Ze begon bij de werkstroom Bijstand en dat is helemaal haar plek: ‘Ik vind de Participatiewet waanzinnig interessant.’

    Wolfrat heeft veel ervaring in Europees- en internationaal recht en startte bij de Internationale Kamer. Het rechtsvormende karakter van het werk op de Raad spreekt haar aan: ‘De dynamiek is weer heel anders dan het werk bij de rechtbank, in de meeste zaken zijn we de laatste instantie.’ Daarnaast waardeert Wolfrat de discussiecultuur. Er is veel aandacht voor het vooroverleg en raadkameroverleg. Verder had ze goede verhalen gehoord over de werksfeer op de Raad.

    Het beeld dat ze van tevoren van de Raad hadden, hebben Jacobs en Wolfrat wat moeten bijstellen.
    Jacobs’ beeld van de Raad was vergelijkbaar met het stereotype beeld dat de meeste mensen bij rechters hebben, ‘oude, grijze mannen’. Door te gaan kijken bleek haar dat de Raad een dynamische plek is, ‘allesbehalve oud en stijf’. Wolfrat had aanvankelijk hetzelfde beeld bij de Raad, een plek waar je pas ging werken als je heel ver in je carrière bent. Maar het is een plek waar je veel kan leren van ervaren raadsheren en waar jongere raadsheren de dynamiek van de rechtbank meebrengen. Wolfrat: ‘Ik vind het een hele uitdagende plek, het werk is op hoog niveau, dynamisch en interessant.’

    Wolfrat en Jacobs willen anderen die erover nadenken bij de Raad te solliciteren, adviseren om in gesprek te gaan met mensen die er al werken en een paar dagen op de Raad te gaan kijken. Verder willen ze benadrukken dat de Raad geen eindpunt in de carrière hoeft te zijn. ‘Binnen de Raad is oog voor ontwikkeling.
    Daarnaast heeft de Raad goed contact met de andere gerechten en er wordt met je meegedacht als je op den duur iets anders wilt.’

    Ik vind het een hele uitdagende plek, het werk is op hoog niveau, dynamisch en interessant.
    Marlies Wolfrat

  • Vanwege de uitbraak van het coronavirus in Nederland besloot de Rechtspraak vanaf dinsdag 17 maart 2020 de gerechten te sluiten. Ook de Centrale Raad van Beroep sloot zijn deuren voor bezoekers. Alleen (zeer) urgente zaken, in het geval van de Centrale Raad van Beroep de voorlopige voorzieningen (vovo’s), zouden doorgang kunnen vinden. Dit onder strikte waarborgen en zo veel mogelijk met gebruikmaking van audiovisuele mogelijkheden voor het horen van partijen. Zittingen werden voor onbepaalde tijd aangehouden en er werd overal, en met name op de administratie, de griffie, de facilitaire dienst en de bedrijfsvoering, heel hard gewerkt om te zorgen dat in die eerste weken een aantal werkzaamheden doorgang konden vinden. Thuiswerken werd het devies.

    Wekelijks werd gekeken hoe de daaropvolgende zittingsweken eruit zouden zien, rekening houdend met wat er op landelijk niveau door het kabinet en het landelijk Crisis Management Team Rechtspraak aan (nieuwe of aangepaste) maatregelen werd voorgesteld.

    Er werden andere werkwijzen onderzocht en in gebruik genomen om toch zoveel mogelijk zaken te kunnen afhandelen en de ‘schade’ aan de tijdigheid van zaken te beperken.
    Digitaal werken kwam hierdoor in een stroomversnelling.

    Zaken zonder zitting

    In alle zaken die in de maanden maart en april op zitting stonden gepland en die vanwege de coronamaatregelen waren uitgesteld, zijn brieven uitgegaan aan partijen met het verzoek of de zaak zonder zitting kon worden afgedaan. In ongeveer 50% van die zaken is door partijen daarvoor toestemming verleend.

    Online zittingen

    Toen het gerechtsgebouw ook voor de Centrale Raad van Beroep werd gesloten, is meteen hard gewerkt aan het inrichten van het digitale zittingsproces.

    Er werd een IT-ondersteuner aangenomen die medewerkers en procespartijen kon ondersteunen bij het houden van online zittingen. Daarnaast heeft de IT-ondersteuner samen met de andere ICT-medewerkers een grote bijdrage geleverd aan het technisch inrichten van het proces en de ruimtes. Zittingszalen werden geschikt gemaakt voor online zittingen. Alle zittingszalen kregen Skypemogelijkheden. Op 8 mei 2020 werd de eerste online beeldzitting via Skype gehouden.

    Online zittingen vinden plaats vanuit een digitale zittingszaal, maar ook vanuit huis. Daarnaast werden zogenoemde hybride zittingen georganiseerd, een combinatie van online deelname en fysieke aanwezigheid van procespartijen en/of de zittingscombinatie (rechter(s) en juridische ondersteuning). Uitgangspunt was dat iedereen die online aan de zitting wilde deelnemen, daarvoor de gelegenheid moest krijgen. Ook als het verzoek op het laatste moment werd gedaan. Deze keuze werd ingegeven door het belang van de gezondheid van bezoekers en medewerkers en omdat de procespartijen van de Centrale Raad van Beroep uit het hele land komen. Met bestuursorganen werden afspraken gemaakt over het online bijwonen van zittingen. Sommige bestuursorganen hebben ervoor gekozen om dit in het merendeel van de zaken te doen.

    Soenita Saueressig (bode) en Rick Groeneweg (IT-ondersteuner) waren nauw betrokken bij het opzetten van de online zittingen. Groeneweg: ‘In het begin verstuurde ik de online uitnodiging, zorgde ik voor een testverbinding en startte ik de online zitting op. Nu hebben collega’s een deel van die taken overgenomen.’ Groeneweg stond iedere zitting klaar om in te springen als er technisch iets mis ging. Als bode stond Saueressig klaar voor de partijen die zich fysiek dan wel online meldden. Ook werd ze vaak ingeschakeld door raadsheren die hulp nodig hadden bij een online zitting. Het viel Saueressig op dat sommige collega’s het skypen snel oppakten, dit waren meestal collega’s die veel thuiswerkten en er zo handig in werden. Ook de ondersteuning van de zittingsgriffiers droeg bij aan het soepel verlopen van de online zittingen. Volgens Groeneweg was er aan het begin helemaal niets en is er daarna heel snel opgebouwd. ‘In het begin waren er alleen een paar schermen. Nu kan er in alle zittingszalen geskypet worden.’ Er is volgens hem echt een prestatie geleverd en er is nog steeds een stijgende lijn zichtbaar.

    Saueressig en Groeneweg zien allebei de duidelijke meerwaarde van online zittingen, ook na corona. Saueressig noemt als voorbeeld een aantal groepen voor wie een online zitting heel handig kan zijn: ‘Allereerst advocaten die voor een zitting bij de Raad nog een andere zitting hebben die uitloopt, die moeten de mogelijkheid krijgen om online aan de zitting deel te nemen. En ook mensen die minder mobiel zijn en mensen die uren moeten rijden voor een zitting.’ Het is volgens Groeneweg een goede back-up: ‘Het kost aan het begin meer tijd dan een fysieke zitting, maar als je het goed doet levert het veel voordelen op.’

    Digitaal werken in stroomversnelling

    Vanaf januari 2020 tot eind 2020 hebben 16 zittingen met digitale dossiers plaatsgevonden. De zittingen zijn met alle direct betrokkenen tussentijds geëvalueerd met het doel de werkwijze waar nodig met aanpassingen voort te zetten en gaandeweg uit te breiden totdat de landelijke applicatie Digitaal Werk Dossier (DWD) beschikbaar komt. Een andere ontwikkeling is de invoering van het landelijke systeem voor het Veilig Mailen via ‘Zivver’. Daarmee is voorzien in de behoefte van medewerkers en ketenpartijen om vertrouwelijke informatie op een beveiligde manier digitaal te kunnen uitwisselen. Door COVID-19 is de invoering van Zivver in een stroomversnelling geraakt. Sinds begin juni hebben alle medewerkers van de Centrale Raad van Beroep beschikking over Zivver. Veilig Mailen is een belangrijke aanvulling in de digitale toegankelijkheid van de Rechtspraak en dus ook in die van de Centrale Raad van Beroep.

  • Het eindresultaat van alle inspanningen is dat de Centrale Raad van Beroep in 2020 5.509 zaken heeft afgehandeld.

    Omdat een groot aantal oude zaken is weggewerkt, was de gemiddelde doorlooptijd in 2020 86 weken. De gemiddelde doorlooptijd van nieuwe zaken (ingestroomd in 2019 of later) was 50 weken. De gemiddelde doorlooptijd van de oude zaken was 118 weken. Eind december 2020 was ongeveer 47,5 procent van de werkvoorraad gelijk aan of jonger dan 1 jaar.

4. Goede, begrijpelijke en toegankelijke rechtspraak

Voor de Centrale Raad van Beroep staat van oudsher de menselijke maat centraal. Aan de hand van een eerlijk proces, in onbevangenheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid, bevorderen raadsheren een rechtvaardig, evenwichtig oordeel in aan de Raad voorgelegde zaken. Goede, begrijpelijke rechtspraak, toegankelijk voor burgers en bestuursorganen is waar wij voor gaan en staan.

 

>Alles uitklappen
  • De Centrale Raad van Beroep is in juni 2020 gestart met een proef voor het bieden van oplossingsgerichte en snelle rechtspraak in begrijpelijke taal. Deze proef, onder de naam GOO: Gericht Op Oplossing, is een procedure voor partijen die samen tot een oplossing willen komen en geldt vooral voor Participatiewetzaken.

    Raadsheer Bootsma is de drijvende kracht achter het project. GOO geeft volgens Bootsma een andere sfeer tijdens een zitting en biedt meer mogelijkheden voor de partijen. Er speelt volgens haar bij een zaak altijd meer dan op het eerste oog lijkt. Door goed te kijken naar de situatie en de verschillende belangen die er spelen, biedt Bootsma aan partijen de ruimte om zelf tot een oplossing te komen. In een GOO-zitting is veel aandacht voor de rechtzoekende: ‘Je hoort nu overal dat de overheid meer oog moet hebben voor de menselijke maat, dat is precies wat wij doen.’ Er is natuurlijk ook aandacht voor het bestuursorgaan: ‘Zo krijgt de overheid weer een gezicht.’

    Aan het begin van een gewone zitting zeggen rechtzoekenden volgens Bootsma vaak dat zij zich in de kou voelen staan. Bij de eerste GOO-zitting zei de rechtzoekende dat zij ‘opgelucht en dankbaar’ was, omdat zij met de gemeente en de rechter op zoek kon naar een oplossing. Bootsma: ‘Dat is een hele andere energie, daar ga ik heel erg voor.’ Op deze manier groeit de Raad volgens haar toe naar maatschappelijk effectieve rechtspleging: ‘We schrijven ingewikkelde uitspraken, maar we hebben met mensen te maken die gebaat zijn bij een oplossing en een begrijpelijke uitspraak.’ Bootsma hoopt dat partijen en vooral bestuursorganen durven: ‘Want iedere zaak is in principe geschikt voor een GOO-zitting.’

    Je hoort nu overal dat de overheid meer oog moet hebben voor de menselijke maat, dat is precies wat wij doen.
    J. Bootsma
  • De Centrale Raad van Beroep heeft een gedegen systeem voor het bewaken en bevorderen van de kwaliteit en het delen van kennis. Zo beschikt de Raad over een eigen Wetenschappelijk Bureau (WB). Het WB verzorgt de interne en externe informatievoorziening. Het WB heeft daardoor een actieve rol in het delen van kennis. Daarnaast heeft de Internationale Kamer een actieve rol in het delen en overdragen van kennis. De Internationale Kamer functioneert als interne vraagbaak voor vraagstukken die een internationale component hebben en verstrekt actief informatie of scholing aan medewerkers van de Centrale Raad van Beroep. Andere kwaliteitsinstrumenten zijn de professionele standaarden en de commissie rechtseenheid. En er wordt veel geïnvesteerd in opleidingen van de medewerkers. 

    Professionele standaarden

    In 2020 heeft de verdere invulling van de professionele standaarden in verband met COVID-19 onverwachte aspecten gekregen. Door het terugschroeven van fysieke zittingen vanwege tijdelijke sluiting en beperkte toegankelijkheid van het gerechtsgebouw en de richtlijn om zoveel mogelijk thuis te werken, heeft de verdere ontwikkeling van schriftelijke regievoering in rechtszaken prioriteit gekregen. Waar nodig zijn vragen van de behandelend raadsheer bij een zaak schriftelijk aan partijen gesteld. In die zaken, waarin aan partijen geen (verdere) vragen hoefden te worden gesteld en de Centrale Raad van Beroep voor het doen van uitspraak geen mondelinge behandeling noodzakelijk achtte, is partijen (op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht) gevraagd of een zitting werd gewenst.

    Door middel van videobellen (Skype) is zo veel mogelijk het onderlinge professionele gesprek over recente jurisprudentie en annotaties per rechtsgebied gecontinueerd, dit waar nodig in afstemming met andere hoogste colleges. 

    Versterken rechtseenheid tussen de vier hoogste bestuursrechters 

    De Commissie rechtseenheid bestuursrecht is in 2020 vier keer bijeengekomen. In deze commissie zitten rechters en juridisch medewerkers van de vier hoogste bestuursrechtelijke colleges (de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de Hoge Raad). Zij overleggen regelmatig om de rechtseenheid in het bestuursrecht te bewaken en te bevorderen. Dat betekent dat zij rechtsregels die alle hoogste bestuursrechters toepassen, zoveel mogelijk hetzelfde willen uitleggen.

    In 2020 (pdf, 127,1 KB)heeft de commissie onder meer gesproken over de effecten van de coronamaatregelen op de besluitvorming, de behandeling van rechtszaken en de oplossingen die daarvoor zijn gekozen. Welke voorwaarden moeten worden gesteld aan rechtszittingen die (deels) plaatsvinden via een videoverbinding? En kan worden voldaan aan het vereiste dat deze zittingen openbaar zijn, als gerechtsgebouwen gesloten zijn voor publiek? De commissie heeft zich ook gebogen over vragen over verzending en ontvangst van besluiten en beroepschriften per post. Zo geldt de zogenoemde verzendtheorie niet langer uitsluitend voor PostNL, maar ook voor alle andere geregistreerde postaanbieders. Verder heeft de commissie gesproken over waarborgen waaraan een postregistratiesysteem moet voldoen als bestuursorganen besluiten niet-aangetekende post te versturen naar geadresseerden. 

    Het rechtseenheidsoverleg is één van de instrumenten ter bevordering van rechtseenheid in de hoogste bestuursrechtspraak. Andere instrumenten zijn onder andere het instellen van een Grote Kamer en het vragen van een conclusie aan een staatsraad/ advocaat-generaal. De Grote Kamer is in het afgelopen verslagjaar niet ingesteld. 

    Daarnaast hadden de presidenten van de Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de Hoge Raad en de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onderling contact, over onder andere concept-wetgeving en regelingen. Zo is gesproken over een Wrakings- en verschoningsregeling, een Regeling elektronisch procederen en een algemene Procesregeling hoogste bestuursrechtelijke colleges.

  • Opleidingshuis voor jonge juristen

    Het Opleidingshuis biedt een opleidingstraject aan recent afgestudeerde juridisch medewerkers om in maximaal zes jaar (in twee werkstromen) te worden opgeleid tot gerechtsauditeur.

    Het is de beste stap die je kan maken in het bestuursrecht.
    Frank Schulmer

    Collega's uit het opleidingshuis

    Giel Stoepker (juridisch medewerker) begon op 1 juli 2018 en Frank Schulmer (gerechtsauditeur) startte op 1 maart 2019 bij het Opleidingshuis. De opleiding bestaat uit verschillende onderdelen: ‘Je leert instructies (een juridische analyse en advies van een zaak) schrijven, je schrijft notities (een juridische verhandeling over een breder onderwerp dan alleen een zaak), je neemt deel aan zittingen en je neemt deel aan de raadkamer. Ook leer je uitspraken schrijven. Tijdens de opleiding word je begeleid door een begeleider van de Centrale Raad van Beroep en volg je cursussen bij het Wetenschappelijk Bureau van de Raad en de SSR (het opleidingsinstituut van de rechtspraak).’ 

    Schulmer koos voor de opleiding om zich te verdiepen en vindt het daarnaast inspirerend om met grote specialisten op het gebied van bestuursrecht te werken: ‘De mensen die bij de Raad werken zijn topjuristen, dat merk je aan hun werkhouding en hun vaardigheden.’ Stoepker zocht net als Schulmer verdieping en ook spreekt de groep rechtzoekenden hem aan: ‘Je werkt voor de kwetsbare mensen in de samenleving, deze mensen staan centraal in onze zaken.’ 

    Ze raden het Opleidingshuis van harte aan, omdat je vaardigheden leert die je op iedere plek waar je later aan de slag gaat weer kan gebruiken. Schulmer: ‘Het is de beste stap die je kan maken in het bestuursrecht.’ Ook over de manier waarop je wordt begeleid zijn ze enthousiast. Stoepker: ‘Ik had behoefte aan bepaalde cursussen en die mocht ik volgen. Er wordt echt met je meegedacht.’ Schulmer: ‘Er wordt maatwerk geboden, de opleiding duurt in principe zes jaar, maar bij mij heeft de opleiding nog geen twee jaar geduurd.’ Bij de Centrale Raad van Beroep word je volgens Stoepker en Schulmer gestimuleerd om je vak leuk te vinden en krijg je heel veel kansen om je te ontwikkelen.

    Zo schreven Schulmer en Stoepker in 2020 samen een preadvies voor de Jonge VAR (vereniging voor bestuursrecht). Het onderwerp van hun advies was ‘experimenteren met het vooronderzoek’ (pdf, 0 B). In hun advies houden ze een pleidooi voor een andere inrichting van het bestuursrechtelijk vooronderzoek bij rechtbanken en hogere bestuursrechters, vooronderzoek 2.0. Dit nieuwe vooronderzoek houdt in dat de griffier in principe in iedere zaak voor de zitting contact heeft met de partijen over het doel en de inhoud van de procedure. De reacties op het preadvies vanuit de Jonge VAR en van collega’s waren positief. Er is volgens Schulmer en Stoepker een breed gedeeld gevoel dat er inderdaad iets moet veranderen in het vooronderzoek.

     

    Opleidingsplaatsen voor raadsheren 

    Vanaf 2019 is de Centrale Raad van Beroep aangesloten bij de rhio-opleiding (raadsheer in opleiding) zoals die ook voor hoven geldt. In april 2020 is de eerste rhio gestart bij de Centrale Raad van Beroep. Aan het eind van dit verslagjaar zijn daarnaast drie andere rhio’s aangenomen die in respectievelijk januari, april en oktober 2021 beginnen.

    Mijn begeleiders investeren veel tijd in mij en geven mij goede feedback.
    Lise Kjellevold

    Eerste RHIO aan het woord

    Lise Kjellevold is de eerste raadsheer in opleiding bij de Centrale Raad van Beroep. Het is volgens haar een intensieve, maar ook een heel leuke opleiding. Ze volgt cursussen en vaardigheidstrainingen met andere rechters en raadsheren in opleiding. Het nadeel van corona is dat de bijeenkomsten bijna uitsluitend digitaal zijn. Zij heeft de opleidingsgroep maar twee keer fysiek gezien. Ze besloot te solliciteren voor de opleidingsplek, omdat ze een overstap wilde maken naar de rechterlijke macht en omdat bestuursrecht haar in het bijzonder trekt. Kjellevold: ‘De rechtsgebieden die de Raad behandelt hebben mijn affiniteit.’ Kjellevold werkt bij de Raad onder begeleiding van twee ervaren raadsheren, ze doet zittingen en schrijft uitspraken. Ze werkte eerst bij de werkstroom Bijstand en nu bij Sociale Verzekeringen. Bij de zittingen is er altijd begeleiding: ‘Bij meervoudige behandelingen is een van mijn begeleiders meestal de voorzitter en bij enkelvoudige behandeling zit een begeleider achter in de zaal.’ De begeleiding is volgens haar heel goed: ‘Mijn begeleiders investeren veel tijd in mij en geven mij goede feedback.’ De Raad bevalt haar ook goed: ‘Iedereen is heel open en behulpzaam.’ Ook de manier van werken spreekt haar aan: ‘Zaken worden heel zorgvuldig behandeld, mensen zijn op een constructieve manier kritisch op zichzelf en op collega’s met als gezamenlijk doel om een goede uitspraak de deur uit te doen.’

     


5. Luisteren naar signalen

Voor goede, begrijpelijke en toegankelijke rechtspraak is het van groot belang om te luisteren naar signalen in de maatschappij. Ook in 2020 hebben diverse gesprekken met ketenpartijen plaatsgevonden ter verbetering van werkprocessen (ook in verband met COVID-19), onder andere met de advocatuur, het UWV, de Sociale verzekeringsbank en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Ook worden nauwgezet annotaties op uitspraken in de rechtswetenschap gevolgd alsook andersoortige publicaties. Daarnaast heeft het bestuur drie keer overlegd met de Klankbordgroep, het externe adviesorgaan van het bestuur. Tijdens de overleggen met de Klankbordgroep is onder andere gesproken over het wervingsbeleid van de Centrale Raad van Beroep, de invloed van de coronamaatregelen op de Rechtspraak in het algemeen en de Centrale Raad van Beroep in het bijzonder en over de Centrale Raad van Beroep in de toekomst.

 

6. De Centrale Raad van Beroep in cijfers

 
 
 
 
>Alles uitklappen
  • Deze tabel geeft een overzicht van de Centrale Raad van Beroep in cijfers.

    OmschrijvingAantal
    Raadsheren53
    Aantal medewerkers291
    In opleiding
    • 13 Collega's (van wie 5 nieuw gestart in 2020
    • 1 RHIO
    Meest gelezen nieuwsbericht
    “Nieuwe lijn voor tijdig indienen bezwaarschrift”
    16 juni 2020)
    Begroting
    26,1 miljoen
    Volgers
    • Twitter: 3.165
    • Linkedin: 3.829
    Wrakingsverzoeken
    12
    Ingekomen zaken
    4.563
    Afgehandelde zaken





    Totaal 5.509

    • Avi*: 1.460
    • Algemeen: 68
    • Bijstand: 1.735
    • Sociale verzekeringen2.246
    Werkvoorraad
    7.726
    Meest gelezen uitspraak
    ECLI:NL:CRVB:2020:3297:
    “Bijstand ingetrokken en teruggevorderd vanwege verkoop zelfgebakken taarten”
    Inzet aantal raadsheer-plaatsvervangers
    23

    Gemiddelde doorlooptijden per werkstroom:

    • AVI* 73 weken
    • Bijstand: 85 weken
    • Sociale verzekeringen: 97 weken

    Gemiddelde doorlooptijden oude en nieuwe zaken:

    • Nieuwe zaken (ingestroomd in 2019 of later): 50 weken
    • Oude zaken: 118 weken

    * = Ambtenaren, Sociale Voorzieningen en Internationale Kamer

7. Uitspraken uitgelicht

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste bestuursrechter voor sociaal zekerheidsrecht en ambtenarenrecht. Het gaat in veel gevallen om beslissingen over uitkeringen, zoals bijstand, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en maatschappelijke ondersteuning. Beslissingen die ingrijpend kunnen zijn in het leven van mensen. Bovendien is de Centrale Raad van Beroep in vrijwel alle zaken eindrechter: met de uitspraak komt de zaak definitief ten einde.

Alle uitspraken worden op www.rechtspraak.nl gepubliceerd. Wanneer een zaak grote maatschappelijke relevantie heeft, er veel belangstelling is van de media, de zaak juridisch erg interessant is (bijvoorbeeld bij prejudiciële vragen, een proefproces of als de uitspraak belangrijk is voor de rechtsvorming) of de zaak voor grote groepen mensen van belang is (bijvoorbeeld voor bepaalde groepen uitkeringsgerechtigden, beroepsgroepen of belangengroeperingen) wordt de uitspraak vergezeld van een nieuwsbericht.

Daarnaast is de Centrale Raad van Beroep in 2019 gestart met een maandelijkse Nieuwsbrief Jurisprudentie. Deze geeft juridische professionals inzicht in de belangrijkste uitspraken die in de maand ervoor zijn gepubliceerd op rechtspraak.nl. Alle nieuwsbrieven van 2020 zijn terug te vinden op onze website. In 2021 is de frequentie verhoogd van maandelijks naar twee keer per maand.

In dit hoofdstuk zijn enkele uitspraken uit het afgelopen jaar opgenomen die het werkterrein van de Centrale Raad van Beroep illustreren en die om uiteenlopende redenen richtinggevend geweest zijn.

 

>Alles uitklappen
  • Mag bijstand worden verlaagd als iemand anders kosten voor je betaalt?

    Het individualiseringsbeginsel van de Participatiewet betekent dat in zeer bijzondere situaties de bijstand op een lager bedrag kan worden vastgesteld dan de toepasselijke wettelijke norm. Bijvoorbeeld als een bijstandsontvanger bespaart op kosten die hij uit de bijstand moet betalen, omdat iemand anders die kosten voor hem betaalt. Er moet dan wel sprake zijn van een substantiële besparing. De Centrale Raad van Beroep besliste dat een besparing van € 36,56 per maand, omdat iemand anders voor deze bijstandsontvanger bepaalde autokosten betaalde, geen substantiële besparing oplevert. Dit is dan ook geen zeer bijzondere omstandigheid op grond waarvan de bijstand kan worden verlaagd.
    ECLI:NL:CRVB:2020:437


    Gevolgen verlagen bijstand te groot. Maatregel wordt ongedaan gemaakt.

    Aan de bijstand zijn re-integratieverplichtingen verbonden. Dat betekent dat iemand die bijstand ontvangt zijn best moet doen om weer werk te krijgen. Als iemand deze verplichtingen niet nakomt kan de bijstand worden verlaagd. Dat wordt een maatregel genoemd. Het bestuursorgaan heeft beoordelingsvrijheid en kan de maatregel matigen. Het college kan dit doen als daar dringende redenen voor zijn. In deze zaak kreeg een man in acht maanden tijd vier maatregelen opgelegd. Hierdoor had hij in twee maanden 30% minder bijstand ontvangen en drie maanden feitelijk geen bijstand ontvangen. Gevolg was dat de man geen geld had om zijn vaste lasten te betalen, zijn huurovereenkomst is ontbonden en zijn huis ontruimd. Het college zag daarin geen dringende redenen om de maatregel te matigen omdat betrokkene, door zich niet te houden aan zijn re-integratieverplichtingen, zijn slechte financiële situatie zelf veroorzaakt heeft. De Raad toetste indringend en oordeelde dat de gevolgen van de maatregelen ingrijpend zijn. Zonder nadere motivering heeft het college niet in redelijkheid tot het oordeel kunnen komen dat er geen dringende reden is die leidt tot beperking of herroeping van de maatregel. De Centrale Raad van Beroep maakte de maatregel die in deze zaak aan de orde was, ongedaan.
    ECLI:NL:CRVB:2020:1687


    Fout van gemeente. Te veel betaalde bijstand mag niet worden teruggevorderd.

    In deze zaak ontving een vrouw bijstand en had zij ook inkomsten. De inkomsten had zij steeds tijdig en volledig aan het college doorgegeven. Het college verrekende de opgegeven inkomsten met de bijstand. Door een fout van het college zijn er echter te weinig inkomsten verrekend waardoor betrokkene te veel bijstand heeft ontvangen. Het college heeft de te veel verleende bijstand van bijna 1.500 euro, over de laatste drie maanden van 2013, heel 2014 en heel 2015 van haar teruggevorderd. De Centrale Raad van Beroep besliste dat het college de rechtszekerheid heeft geschonden door de te veel verstrekte bijstand van betrokkene terug te vorderen. Een bestuursorgaan kan een gemaakte fout binnen een relatief korte termijn herstellen als het betrokkene redelijkerwijs duidelijk was dat te veel bijstand is verleend. In deze zaak heeft het college echter onnodig lang gewacht. Daarnaast waren de aan betrokkene verstrekte uitkeringsspecificaties niet zo transparant en inzichtelijk dat het betrokkene redelijkerwijs duidelijk moest zijn dat zij te veel bijstand ontving. De Centrale Raad van Beroep maakte de terugvordering ongedaan.
    ECLI:NL:CRVB:2020:1573

  • Militair ambtenaar heeft ontslag aan zichzelf te wijten en krijgt geen uitkering.

    De Hoge Raad heeft in het arrest van 8 oktober 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO9549, Vixia/Gerrits) geoordeeld dat er geen dringende reden voor ontslag is, enkel en alleen als een werknemer weigert de voorschriften van de werkgever over controle bij ziekteverzuim na te leven. Bijkomende omstandigheden kunnen maken dat daar wel sprake van kan zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat eenzelfde benadering geldt als een zieke werknemer zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan re-integratie. In deze zaak ging het om een militair ambtenaar die ontslagen was omdat hij niet meewerkte aan zijn re-integratie. Het UWV weigerde een werkloosheidsuitkering omdat de werkloosheid verwijtbaar was. De Centrale Raad van Beroep besliste dat betrokkene de rechtspositionele voorschriften die voor hem als ambtenaar golden, niet heeft nageleefd. Daarbij ging het niet uitsluitend om controlevoorschriften. Om die reden ging een beroep op de beschermende werking van het arrest Vixia/Gerrits al niet op. Evenmin was uitsluitend sprake van het niet nakomen van verplichtingen in het kader van de re-integratie. Betrokkene heeft namelijk, gedurende langere tijd, ondanks loonsancties door zijn werkgever, volhard in een weigerachtige opstelling. Verder bleek het niet mogelijk om met hem afspraken te maken over de medewerking aan zijn re-integratie in die zin dat hij zich hier vervolgens ook aan hield. Het niet verschijnen op een afspraak was de spreekwoordelijke druppel die de emmer voor de werkgever deed overlopen. Dit betekent dat aan het ontslag een dringende reden ten grondslag ligt en dat hem dat, gelet op zijn opstelling, geheel valt te verwijten.
    ECLI:NL:CRVB:2020:334


    Niet in staat te werken, uitkering mag niet worden verlaagd.

    In het kader van de herindeling van de Wajong beoordeelt het UWV of uitkeringsgerechtigden kunnen werken. Is dat het geval dan wordt de Wajong uitkering verlaagd. In deze zaak wilde de betrokkene geen contact met de verzekeringsartsen omdat zij zich daartoe niet in staat achtte. Omdat er op voorhand geen aanwijzingen waren dat betrokkene niet zou kunnen werken heeft het UWV aangenomen dat dat wel het geval was en de uitkering verlaagd. De Centrale Raad van Beroep vond het niet meer nodig in te gaan op de vraag of de verzekeringsartsen een persoonlijk contact met betrokkene nodig hadden voor hun beoordeling en of betrokkene goede redenen had om niet aan een onderzoek door de verzekeringsartsen mee te werken. In de loop van de procedure was er namelijk zo’n veelheid aan medische gegevens over betrokkene ingebracht dat daaruit kan worden geconcludeerd dat zij niet kan werken. De Centrale Raad van Beroep voorzag zelf in de zaak en maakte de verlaging van de uitkering ongedaan.
    ECLI:NL:CRVB:2020:3113


    Poolse werknemers moeten WW-uitkering terugbetalen.

    De Centrale Raad heeft in een aantal zaken (ECLI:NL:CRVB:2020:184-189) beslist dat het UWV terecht de WW-uitkering van zes Poolse ex-werknemers van een uitzendbureau met terugwerkende kracht heeft ingetrokken en teruggevorderd. De Poolse werknemers hadden een WW-uitkering aangevraagd, terwijl zij na afloop van hun dienstverband direct naar Polen waren vertrokken. Het verblijf in het buitenland, anders dan vakantie, maakte dat de werknemers op grond van de Werkloosheidswet (WW) geen recht op een WW-uitkering hadden. Volgens de Raad was het feit dat de betrokkenen op een lijst voor terugkeer naar Polen van het uitzendbureau stonden een indicatie dat ze ook daadwerkelijk naar dat land zijn vertrokken. Op deze lijst, die door een vestiging van het uitzendbureau in Polen wordt bijgehouden, is vermeld wanneer een werknemer is vertrokken naar Nederland en op welke datum hij weer terugkeert naar Polen. Zo weten de vestigingen in beide landen wanneer de werknemer beschikbaar is in hun land en wanneer de huisvesting in Nederland moet worden beëindigd en het vervoer moet worden geregeld. Met deze gegevens mocht het UWV ervan uitgaan dat ze in Polen verbleven en was het aan de ex-werknemers om tegenbewijs te leveren. Dat is niet gebeurd.
    ECLI:NL:CRVB:2020:184-189

  • Vordering persoonsgebonden budget bij de zus van de aanvrager is geoorloofd.

    Op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is aan de broer van de eigenaresse van een bedrijf in de thuiszorg een persoonsgebonden budget verstrekt voor huishoudelijke ondersteuning en beschermd wonen. De eigenaresse heeft haar broer geholpen bij het invullen van de declaratieformulieren voor de bij haar bedrijf ingekochte voorzieningen. De verstrekte informatie is echter niet juist, want hij heeft geen gebruik gemaakt van de gedeclareerde voorzieningen. Het ten onrechte ontvangen persoonsgebonden budget is daarom van de broer teruggevorderd. In deze zaak ging het erom of het bedrag daarnaast mocht worden gevorderd van de eigenaresse/ zus. De Raad heeft geoordeeld dat dat mag. Ook de zus heeft opzettelijk gehandeld. Zij heeft de gegevens immers ingevuld en wist als eigenaresse van haar bedrijf in de thuiszorg dat de gedeclareerde ondersteuning niet is geboden. Daarmee heeft ze opzettelijk haar medewerking verleend bij het opzettelijk verstrekken van onjuiste gegevens.
    ECLI:NL:CRVB:2020:667 


    Fraudeonderzoek door zorgkantoor niet in strijd met de wet.

    Drie familieleden ontvingen een persoonsgebonden budget (pgb) in verband met verleende zorg. Het zorgkantoor heeft onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid daarvan. Vervolgens heeft het zorgkantoor het pgb voor 2015 ingetrokken en voor 2016 op nul vastgesteld en de ten onrechte verkregen bedragen teruggevorderd. De vraag is of het verrichte onderzoek door het zorgkantoor rechtmatig was. Dit onderzoek bestond onder andere uit waarnemingen bij de woning waarbij ook gebruik werd gemaakt van een camera. De rechtbank vond dat hiervoor een onvoldoende specifieke wettelijke grondslag aanwezig was. De Raad zag dat anders. Er is wel een toereikende grondslag voor de gebruikte onderzoeksmethoden. Zo waren de waarnemingen niet stelselmatig en werd er geen min of meer compleet beeld verkregen van het persoonlijk leven. Dat gold ook voor de gemaakte foto’s waarmee slechts de aangetroffen situatie werd vastgelegd. Ook voldeed het onderzoek aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
    ECLI:NL:CRVB:2020:768 


    Uit- of thuiswonende beurs?

    In een van de studiefinancieringszaken (ECLI:NL:CRVB:2020:668) werd de uitwonende beurs van een student met ingang van 1 juli 2013 herzien, omdat uit onderzoek naar voren kwam dat de student thuiswonend was. Later werd die herziening teruggedraaid omdat de minister alsnog vond dat daarvoor onvoldoende bewijs was. Na een nieuw onderzoek vond de minister opnieuw dat de student thuiswonend was en werd de uitwonende beurs wederom met ingang van 1 juli 2013 herzien. De Centrale Raad heeft beslist dat dit niet mag. Het uitgangspunt in de wet dat herziening van een uitwonende beurs plaatsvindt met ingang van de dag van de laatste adreswijzing bij de gemeente, geldt in dit geval niet voor de periode vóór 23 september 2015. Dit vond de Raad omdat over die periode op basis van het eerdere onderzoek al was beslist dat hij uitwonend was en bij het nieuwe onderzoek geen nieuwe gegevens over die periode naar voren zijn gekomen.
    ECLI:NL:CRVB:2020:668

  • Recht op toelage voor onvermijdelijk verzwarende werkomstandigheden.

    De vraag in deze zaak is of politiemedewerkers die werkzaam zijn op het vakgebied van Intelligence ook recht hebben op een toelage voor onvermijdelijk verzwarende werkomstandigheden (OVW) zoals hun collega’s op het vakgebied Intake & Service. De Raad oordeelde dat de korpschef in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld door de medewerkers Intelligence de OVW-toelage niet toe te kennen. Het werk waardoor bij de medewerkers de kans bestaat op fysiek letsel door langdurig beeldschermwerk en ook psychisch letsel, dit laatste door confrontatie met schokkende beelden via het beeldschermwerk, is op beide vakgebieden niet wezenlijk verschillend. De korpschef is opgedragen het verschil in OVW-toelage op te heffen.
    ECLI:NL:CRVB:2020:1961


    Aanvraag voor plaatsing in andere functie onterecht afgewezen.

    In deze zaak ging het om de aanvraag van een teamchef B , werkzaam bij de politie, om op grond van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF) te worden geplaatst in de functie van Teamchef C. Daarvoor is nodig dat de betrokkene gedurende ten minste één jaar voorafgaand aan de aanvraag, feitelijke werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van zijn huidige functie dan wel overeenkomen met een werkterrein, een aandachtsgebied of een specifieke functionaliteit. De Raad oordeelde dat deze aanvraag door de korpschef ten onrechte is afgewezen. De Raad achtte het aannemelijk dat betrokkene in de periode van belang in grote lijnen dezelfde werkzaamheden, met feitelijk eenzelfde mate van verantwoordelijkheid, heeft verricht als de werkzaamheden die organisatorisch aan de Teamchefs C zijn toebedeeld. Dat betekent dat zijn RAAF-verzoek voor toewijzing in aanmerking had moeten worden gebracht. De Raad heeft in zijn uitspraak betrokkene zelf in de functie van Teamchef C geplaatst.
    ECLI:NL:CRVB:2020:3157