Al eerder oordeelde het CBb (op 18 december 2018, o.a. ECLI:NL:CBB:2018:653) dat het boetesysteem in de Meststoffenwet wel overeenstemt met in verdragen verankerde grondrechten, maar dat een veehouder onvoldoende kans heeft zich tegen het vermoeden van onregelmatige mestafvoer te verweren voordat hem een boete wordt opgelegd, als hij de door de minister gebruikte correctiefactoren en marges niet kent. De minister hield deze echter deels geheim om te voorkomen dat veehouders hun gedrag daarop konden afstemmen.
De minister heeft naar aanleiding van die uitspraken van 18 december 2018 in 80% van de toen lopende boetezaken de boetes laten vervallen. In deze zaak heeft de minister de boete] verlaagd, maar daarmee heeft de veehouder nog steeds geen redelijke mogelijkheid gehad om zich, voordat hem de boete werd opgelegd, te verweren tegen het vermoeden van onregelmatige afvoer van mest in 2013. De boete kan de toets der kritiek dan ook niet doorstaan en dat is voor het CBb reden om de boete voor 2013 te schrappen. Dit betekent dat in nog eens 7% van de op 18 december 2018 lopende zaken de boete moet worden geschrapt.
Het CBb schrapt ook de boete voor 2014. De reden is dat nog slechts 13% van de boetes in de op 18 december 2018 lopende zaken overblijft. Of een boete blijft staan, hangt (grotendeels) af van min of meer toevallige factoren. Het is geen consistente handhaving als deze boetes wel in stand blijven terwijl 87% vervalt en daarmee schendt de minister het verbod van willekeur.