Omdat de VEB wil dat haar leden een hogere vergoeding krijgen dan gerechtvaardigd is, heeft het gerechtshof geoordeeld dat de VEB niet mee kan doen met de schikking. De resterende belangenorganisaties waren samen nog voldoende representatief om een verbindendverklaring te kunnen toewijzen. Het gerechtshof mag de schikkingsovereenkomst niet wijzigen en is alleen bevoegd de schikkingsovereenkomst geheel verbindend te verklaren of het verzoek geheel af te wijzen. Het gerechtshof stond dus voor de vraag of de extra vergoeding voor de achterban van VEB een reden was om de verbindendverklaring geheel af te wijzen. Dat vond het gerechtshof, alles afwegende, niet verantwoord. Het belang van alle aandeelhouders samen en het belang van Ageas tot beëindiging van alle geschillen is daarmee niet gediend. Dit heeft tot gevolg gehad dat de gehele overeenkomst verbindend is verklaard, inclusief de vergoeding voor de achterban van VEB. Dat het verzoek van VEB is afgewezen, heeft dus geen gevolgen voor de vergoeding voor de leden van VEB. Ook als het verzoek is afgewezen ten aanzien van VEB, blijven haar leden voldoen aan de definitie in de overeenkomst van actieve aandeelhouders en hebben zij formeel recht op de extra vergoeding van 25%.