Met ingang van 1 januari 2025 kunnen verzoeken tot uitstoting of uittreding in eerste aanleg bij verzoekschrift worden gedaan bij de Ondernemingskamer.
Hetgeen hiervoor is vermeld over de
beperking van de
omvang van processtukken, het
indienen van verzoekschriften en het
digitaal aanleveren van processtukken is daarop onverkort van toepassing.
Verzoeken tot uitstoting of uittreding kunnen samen met een verzoek tot het gelasten van een enquête en het treffen van onmiddellijke voorzieningen worden gedaan in één verzoekschrift. In dat geval wordt één keer griffierecht geheven.
Voor verzoeken tot uitstoting of uittreding geldt in aanvulling op hetgeen hiervoor onder
Mondelinge behandeling is vermeld het volgende. Na indiening van het verzoekschrift wordt een datum bepaald voor de mondelinge behandeling. Oproeping vindt plaats door de griffier. Daarnaast dient de verzoeker de verweerders (de vennootschap en de overige aandeelhouders of certificaathouders tot wie het verzoek zich richt) voor de mondelinge behandeling op te roepen bij exploot (art. 2:336a lid 3 jo art. 2:343 lid 2 BW).
Bij verzoeken tot uitstoting of uittreding wordt vanaf de oproeping in beginsel ten minste een termijn van
zes weken gehanteerd voor het indienen van een verweerschrift. In afwijking van hetgeen hiervoor onder
Indiening verweerschrift is vermeld worden verweerschriften, tenzij anders wordt bepaald, uiterlijk
vier weken vóór de mondelinge behandeling ter griffie van de Ondernemingskamer ingediend. Partijen kunnen steeds verzoeken om afwijkende termijnen voor de behandeling van hun verzoek.
In complexere zaken met meerdere verzoeken en/of samenhangende vorderingen kan ambtshalve of op verzoek van partijen
een (digitale) regiezitting ten overstaan van een raadsheer-commissaris worden bepaald, waarbij met partijen zo nodig procesafspraken gemaakt kunnen worden over de proces(volg)orde, termijnen en (de wijze van) het aanleveren van (nadere) informatie.
De Ondernemingskamer kan in iedere stand van het geding, na partijen te hebben gehoord, besluiten om de zaak te splitsen indien het verzoek tot uitstoting of uittreding en de daarmee samenhangende vorderingen zich niet lenen voor gezamenlijke behandeling in één feitelijke instantie (art. 2:336a lid 7 jo art. 2:343 lid 2 BW).
De Ondernemingskamer kan steeds besluiten dat een verzoek tot uitstoting of uittreding en een verzoek tot het gelasten van een enquête en het treffen van onmiddellijke voorzieningen – bijvoorbeeld in verband met de
vereiste spoed – apart behandeld zullen worden. Hetgeen hiervoor met betrekking tot
Spoedverzoeken is vermeld is onverkort van toepassing.