Het hof is van oordeel dat verdachte de medicijnen die in het lichaam van het slachtoffer zijn aangetroffen, in de periode voorafgaand aan de doodslag heeft verzameld. Zij is volgens het hof als laatste bij het slachtoffer thuis geweest.
Niet is bewezen dat de vrouw de medicijnen heeft toegediend om het slachtoffer te kunnen doden. Maar wel dat de effecten van de medicatie het haar mogelijk hebben gemaakt om het slachtoffer om het leven te brengen. De vrouw heeft ontkend zich aan deze gedragingen schuldig te hebben gemaakt, maar gaf vage en wisselende verklaringen over haar verblijfplaats en gedrag in de periode voorafgaand aan het overlijden van het slachtoffer.
Het hof wijst de vorderingen van de vader en zus van het slachtoffer als benadeelde partij volledig toe.