Het hof vindt net als de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag, een poging tot doodslag en bedreiging.
Het hof heeft voor de straf gekeken naar het leed dat verdachte heeft veroorzaakt, naar de mate waarin hij verantwoordelijk is voor zijn gedrag en naar wat er nodig is om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw een strafbaar feit pleegt.
Het hof legt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op omdat de feiten tot op zekere hoogte aan verdachte verweten kunnen worden. Het leed dat verdachte aan de slachtoffers heeft toegebracht, is uitzonderlijk groot. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten, waaronder doodslag, één van de zwaarste misdrijven die het Nederlandse strafrecht kent. Daarom en vanwege de impact van dit feit en de andere feiten op de samenleving in het algemeen en de slachtoffers en nabestaanden in het bijzonder, is een langdurige gevangenisstraf in beginsel op zijn plaats. Omdat het hof in sterke mate rekening houdt met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte vindt het een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar passend en geboden.