Laden...

Music#MeToo mag geen getuigen horen

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksGerechtshof Arnhem-Leeuwarden > Nieuws > Music#MeToo mag geen getuigen horen
Leeuwarden, 08 december 2020

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft vandaag het verzoek van de Stichting Music#MeToo om onder andere artiesten als getuigen te horen afgewezen. De stichting wilde getuigen horen om te onderzoeken of Warner Music als muziekdistributeur verantwoordelijk kan worden gehouden voor wangedrag van artiesten.

Wangedrag

De Stichting Music#MeToo vindt dat er sprake is van structureel wangedrag door artiesten binnen de Nederlandse muziekbranche, met name in de rapscene.
Het wangedrag bestaat volgens de Stichting Music#MeToo uit seksistisch, discriminerend en/of gewelddadig gedrag en taalgebruik buiten het podium.

Maatregelen

De Stichting Music#MeToo meent dat Warner Music gehouden is maatregelen te treffen tegen wangedrag van artiesten die onder haar verantwoordelijkheid vallen. Dit op grond van de eigen ethische gedragscode van Warner Music en haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. Omdat Warner Music volgens de Stichting Music#MeToo nalaat tegen het wangedrag op te treden, overweegt de stichting een procedure te starten tegen Warner Music.

Voorlopig getuigenverhoor

Met het oog op die procedure heeft de Stichting Music#MeToo verzocht onder meer bestuurders van Warner Music en diverse artiesten als getuigen te horen.

Procedure rechtbank

Bij de rechtbank heeft Warner Music geen verweer gevoerd tegen dit verzoek en zijn de overige belanghebbenden niet verschenen, waarna het verzoek van de Stichting Music#MeToo op 22 januari 2020 is toegewezen.

Procedure gerechtshof

In hoger beroep zijn Warner Music en de overige belanghebbenden alsnog verschenen. Het hof oordeelt in hoger beroep dat het verzoek van de Stichting Music#MeToo moet worden afgewezen. De reden hiervoor is dat niet is komen vast te staan dat de stichting een collectief dan wel eigen belang heeft bij het instellen van een procedure tegen Warner Music. Daarmee heeft zij geen belang bij het door haar verzochte voorlopig getuigenverhoor. Verder heeft de stichting onvoldoende onderbouwd welke concrete feiten en omstandigheden zij met het getuigenverhoor wenst te bewijzen en op welke wijze die feiten en omstandigheden van belang kunnen zijn voor de beslissing in een eventuele zaak tegen Warner Music. Het verzoek voldoet hiermee ook niet aan de in de wet gestelde eisen voor toewijzing daarvan.

Uitspraken