Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de stichting in haar statuten "niet ondubbelzinnig tot uitdrukking gebracht van welke richting het onderwijs uitgaat". De staatssecretaris heeft daarom bij zijn besluiten terecht de rooms-katholieke en hindoeïstische richting buiten beschouwing gelaten. Hij mocht daarbij de statuten in hun geheel beoordelen en hoefde niet enkel te kijken naar de doelstelling van de stichting, zoals de stichting wenste.
Duidelijk is dat er - op basis van de prognosecijfers - onvoldoende leerlingen zijn om een scholengemeenschap op uitsluitend islamitische grondslag te starten. Daarom heeft de staatssecretaris terecht heeft geweigerd om de nieuwe islamitische scholengemeenschap te bekostigen.