De Afdeling bestuursrechtspraak legt de vraag voor of een
luchtvaartmaatschappij alleen al op grond van het luchtvaartverdrag, en dus
zonder vergunning, vracht mag vervoeren en uitladen in Amsterdam als ze deze
vracht heeft ingeladen in een derde land en ze een tussenlanding heeft gemaakt
op Amerikaans grondgebied.
Het luchtvaartverdrag is gesloten tussen twee partijen: De Europese Unie en
haar lidstaten enerzijds en de Verenigde Staten anderzijds. De Afdeling
bestuursrechtspraak wil ook van het Luxemburgse Hof van Justitie weten of een
Europese luchtvaartmaatschappij met een hoofdvestiging in een van de
EU-lidstaten aan het luchtvaartverdrag niet alleen rechten kan ontlenen ten
opzichte van de Verenigde Staten, maar ook ten opzichte van andere
lidstaten.
Ten slotte wil de Afdeling bestuursrechtspraak weten of de staatssecretaris
mag eisen dat minimaal twee vliegtuigen in Nederland gestationeerd zijn en
onderhouden worden om voor de vergunning in aanmerking te komen die volgens hem
in dit geval nodig is. Alleen dan zou zijn voldaan aan de voorwaarde dat de
luchtvaartmaatschappij 'duurzaam gevestigd is' in Nederland.