Laden...

Raad: maak het makkelijker om wraakporno te bestraffen

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRaad voor de rechtspraak > Nieuws > Raad: maak het makkelijker om wraakporno te bestraffen
Den Haag, 02 juli 2018
De Raad voor de rechtspraak stelt voor om minder hoge eisen te stellen aan het bewijs bij zaken die gaan om de verspreiding van wraakporno. Dat blijkt uit het wetgevingsadvies over een wetsvoorstel van minister Grapperhaus (Veiligheid en Justitie) waarmee het verspreiden van wraakporno als apart delict strafbaar wordt gesteld. Het voorstel van de minister stelt hoge eisen aan het bewijs voor een veroordeling voor het verspreiden van wraakporno. De Raad vreest dat het effect van de wet daardoor in de praktijk zal tegenvallen.

Illustratieve foto telefoon

Het verspreiden van wraakporno is tot nu toe niet expliciet strafbaar. Daardoor moet de officier van justitie voor een vervolging vaak teruggrijpen op andere strafbaarstellingen, zoals die van smaad of laster. Met deze nieuwe wet wordt het eenvoudiger om het verspreiden van wraakporno aan te pakken en is een gevangenisstraf van maximaal 2 jaar mogelijk.

Voorwaardelijke opzet is voldoende

Punt van zorg is volgens de Raad de erg hoge eis die het nieuwe wetsartikel aan het bewijs stelt. Dit geldt zowel voor het bezitten of verspreiden van onrechtmatig verkregen beeldmateriaal, als voor de verspreiding van beeldmateriaal met de bedoeling om iemand te benadelen. In het eerste geval moet de dader hebben geweten dat het materiaal onrechtmatig was verkregen. De Raad stelt voor hieraan toe te voegen dat het ook voldoende is als iemand dit redelijkerwijs kon vermoeden.

Bij het verspreiden van beeldmateriaal met de bedoeling iemand te benadelen moet de rechter volgens het wetsvoorstel vaststellen dat de verdachte daadwerkelijk deze bedoeling had en wist dat een ander door verspreiding zou worden benadeeld. Dat bewijs is in de praktijk lastig te leveren. De Raad vraagt de minister duidelijk aan te geven of het de bedoeling is dat er zulke zware eisen aan het bewijs worden gesteld, en of niet met een lichtere opzetvariant – het zogenoemde ‘voorwaardelijk opzet’ – kan worden volstaan. In dat laatste geval is het ook voldoende als iemand redelijkerwijs had kunnen weten dat hij iemand zou benadelen.

Belangrijke wet

Frits Bakker, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak: ‘Deze wet is belangrijk voor de berechting van daders van wraakporno. Door de aanpassing komen er meer mogelijkheden om te vervolgen voor gevallen die nu tussen wal en schip vallen.’ De Raad is het eens met de minister dat hiervoor een apart wetsartikel nodig is. Bakker: ‘Het doet recht aan de omvang en impact van dit probleem in de samenleving en de snelheid waarmee de techniek zich ontwikkelt.’

Ten slotte vindt de Raad het een goede zaak dat deze wetgeving niet op zichzelf staat, maar dat er ondersteunende maatregelen zijn aangekondigd zoals beleid om jongeren meer bewust te maken van de gevaren van misbruik.

Uitspraken