In de brief schrijft de Raad dat Nederland een samenleving is die bij elkaar wordt gehouden door vertrouwen in mensen onderling en het maatschappelijk vertrouwen in de instituties van de democratische rechtsstaat. ‘We proberen er in Nederland met elkaar uit te komen, met oog voor ieders belangen, omdat we op een goede manier met elkaar willen samenleven.’ Deze manier van samenleven vraagt volgens de Raad een zekere welwillendheid van mensen. ‘Mensen moeten eruit wíllen komen en dat ook uitdragen. Dit geldt met name voor vertegenwoordigers van de instituties van onze democratische rechtsstaat.’