De Arnhemmer gaf feitelijk leiding aan belastingfraude door verschillende rechtspersonen. Zo werd er geen of een gebrekkige administratie bijgehouden. Ook werden onjuiste aangiften omzetbelasting gedaan. Deze onjuiste aangiften waren steeds in het nadeel van de belastingdienst.
Daarnaast maakte de Arnhemmer zich schuldig aan het medeplegen van valsheid in geschrift en medeplichtigheid aan faillissementsfraude. Hij bood een dividendstructuur aan, waardoor ze de belastingdienst en/of curator kon misleiden. Door papieren achter te houden, kon de afnemer doen alsof hij niet de uiteindelijk begunstigde (UBO) was. In werkelijkheid was de afnemer dit wel degelijk. Het leek dan alsof er geen inkomsten waren, waardoor de belasting en/of schuldeisers achter het net visten. Dit handelen van de man, waardoor hij kan worden gezien als facilitator van strafbaar gedrag van anderen, vindt de rechtbank zeer kwalijk. Tot slot maakte Arnhemmer zich ook schuldig aan verboden bezit van wapens en munitie.
De geldboete leg de rechtbank op voor een het onbevoegd gebruik van een academische titel.