De rechtbank vindt, als je kijkt naar de ernst van het feit en naar de jonge leeftijd van het slachtoffer, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Maar aan de andere kant kan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf maatschappelijk gezien onaanvaardbare gevolgen hebben. De man verliest dan zijn woning en baan en raakt daarmee alle structuur kwijt. Dit heeft tot gevolg dat de kans op herhaling aanzienlijk stijgt, met mogelijk andere slachtoffers tot gevolg. Uiteindelijk is het voorkomen van herhaling ook een belangrijk strafdoel en dit doel wordt hier uiteindelijk het meest gediend met het niet-doorkruizen van de behandeling met gevangenisstraf.
In deze specifieke situatie ziet de rechtbank ruimte om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarbij kijkt de rechtbank naar het feit dat de man - anders dan veel andere zedendaders, zelf - het misbruik aan het licht heeft gebracht. Ook geeft hij volledig openheid van zaken, en zwakt hij zijn eigen handelen niet af. De man lijkt volledig probleembesef en acceptatie te hebben en volgt al 3 jaar op vrijwillige basis intensieve hulpverlening, waarbij ook al lange tijd vrijwillig vergaande veiligheidsmaatregelen. Daar komt bij dat de man accepteert dat hij nog voor een langere periode een behandeling moet ondergaan.