Laden...

Rechtbank vernietigt weigering om handhavend op te treden tegen eendenslachterij

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Gelderland > Nieuws > Rechtbank vernietigt weigering om handhavend op te treden tegen eendenslachterij
Arnhem, 28 november 2019

De rechtbank vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ermelo waarin ze besloot om niet handhavend op te treden tegen het overtreden van de milieuvergunning door een eendenslachterij. Volgens de rechtbank heeft het college zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat sprake was van concreet zicht op legalisatie.

Eiseres woont in de buurt van een bedrijf waar eenden worden geslacht. Zij heeft vanwege overlast van het bedrijf een handhavingsverzoek bij het college ingediend in verband met overtreding van de milieuvergunning.

Overtreding

Vast staat dat het bedrijf de milieuvergunning overtreedt. Het college heeft daarom in eerste instantie het handhavingsverzoek toegewezen en het bedrijf opgedragen om te handelen volgens de milieuvergunning. Het bedrijf heeft daartegen bezwaar gemaakt. In de beslissing op bezwaar heeft het college de dwangsom herroepen. Er zou sprake zijn van concreet zicht op legalisatie doordat een aanvraag voor een nieuwe milieuvergunning is ingediend.

Nieuwe aanvraag

Tegen overtreding van een (milieu)vergunning moet handhavend worden opgetreden. Op deze hoofdregel bestaan uitzonderingen. Zo kan het college afzien van handhavend optreden als sprake is van concreet zicht op legalisatie. Dit is bij een milieuvergunning het geval als een aanvraag is ingediend die voldoende gegevens bevat voor een beoordeling van de gevolgen van het bedrijf voor het milieu en het college geen bezwaren ziet voor vergunningverlening.

Concreet zicht op legalisatie

De rechtbank oordeelt dat de aanvraag voor de milieuvergunning voldoet aan deze criteria. Maar voor het bedrijf is ook een vergunning nodig voor het handelen in strijd met het bestemmingsplan. Bij deze vergunning is pas sprake van concreet zicht op legalisatie als een ontwerp-omgevingsvergunning ter inzage is gelegd. Dat was niet het geval toen de beslissing op bezwaar werd genomen. Daarom vindt de rechtbank dat er toen geen concreet zicht op legalisatie was. Het beroep van eiseres is daarom gegrond. Dat betekent dat het college opnieuw moet beslissen op het bezwaar van het bedrijf. Het college zal daarbij opnieuw moeten beoordelen of inmiddels concreet zicht op legalisatie bestaat.

Uitspraken