Laden...

Verdachte schietincident Ede blijft vastzitten ondanks maatregelen rondom coronavirus

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Gelderland > Nieuws > Verdachte schietincident Ede blijft vastzitten ondanks maatregelen rondom coronavirus
Zutphen, 20 maart 2020

De rechtbank wijst de verzoeken tot opheffing danwel schorsing van de voorlopige hechtenis van een 22-jarige man uit Ede af. De man wordt verdacht van betrokkenheid bij een schietincident in zijn woonplaats. Volgens zijn advocaat leveren de door de rechtbank genomen maatregelen in verband met het coronavirus een schending op van het recht op een eerlijk proces, omdat de man en zijn advocaat niet naar de zitting mogen komen, er geen openbare behandeling is en er zo geen controle op de rechter kan plaatsvinden. Ook zou hierdoor het recht op berechting binnen redelijke termijn op de tocht staan. Verder zou de verdenking onvoldoende zwaar zijn om de man nog langer vast te houden en zou het onredelijk zijn om hem langer vast te houden terwijl het coronavirus rondgaat. De rechtbank gaat hier niet in mee en weegt het algemeen belang zwaarder dan het persoonlijk belang van de man bij invrijheidsstelling.

De man wordt verdacht van betrokkenheid bij een schietincident in Ede op 10 juli 2019. Hij zit sinds zijn aanhouding in voorarrest. De inhoudelijke behandeling van de strafzaak stond gepland op 20 maart 2020 in Zutphen. Door het coronavirus en de in verband daarmee door de Rijksoverheid en de Rechtspraak genomen maatregelen is de rechtbank gesloten voor publiek. Hierdoor kon de zaak niet in het openbaar worden behandeld. De inhoudelijke behandeling van de zaak stelde de rechtbank daarom uit. Alle procesdeelnemers zijn voor de zitting hiervan op de hoogte gesteld. Wel bood de rechtbank de officier van justitie en de advocaat de gelegenheid om via email een standpunt in te nemen over het voortduren van de voorlopige hechtenis. Daar hebben zij beiden gebruik van gemaakt. Op deze manier probeerde de rechtbank de doelen en belangen die zijn gediend met een openbare zitting zoveel mogelijk  te waarborgen. 

Verzoeken advocaat

De advocaat vroeg via e-mail om de Edenaar vrij te laten. Volgens hem is sprake van schending van artikelen 5 en 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat de zitting niet openbaar is, de man en zijn advocaat niet naar de zitting mogen komen om het woord te voeren en geen controle op het rechterlijk functioneren kan plaatsvinden. Verder is volgens de advocaat de verdenking onvoldoende zwaar om de man nog langer vast te houden. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de impact van de door het coronavirus getroffen (detentie)maatregelen en zorg om familieleden.

De officier van justitie verzette zich tegen dit verzoek.

Geen schending artikelen 5 en 6 EVRM

Iedere verdachte heeft recht op berechting binnen redelijke termijn (artikel 5 EVRM) en op een openbare behandeling van zijn strafzaak in zijn tegenwoordigheid (artikel 6 EVRM). Dat laatste is ter controle van de rechter en biedt een verdachte de gelegenheid zich te verdedigen.
Vanwege het coronavirus en de in verband daarmee door de Rijksoverheid en de Rechtspraak met ingang van 17 maart 2020 genomen maatregelen is de rechtbank voor medewerkers slechts zeer beperkt toegankelijk en is het openbare gedeelte gesloten. Het algemeen belang van de volksgezondheid en de individuele belangen van procesdeelnemers (zoals verdachte), publiek (waaronder pers) en degenen die deel uitmaken van de professionele strafrechtketen, van transport tot fysieke aanwezigheid in de zittingzaal, voor welke belangen ook door de Nederlandse Vereniging Van Strafrechtadvocaten aandacht is gevraagd, staan aan een inhoudelijke en voor het publiek toegankelijke behandeling in de weg.

Deze overmachtsituatie leidt niet tot een schending van artikelen 5 en 6 EVRM. Weliswaar kan de voor 20 maart 2020 geplande inhoudelijke behandeling niet doorgaan en loopt de strafzaak daardoor vertraging op, maar deze vertraging is niet van zodanige aard dat dit wegens schending van het EVRM moet leiden tot vrijlating van de man. Daarbij kijkt de rechtbank ook naar de ernst van de verdenking.

Dat de man op de beoogde zitting niet zelf of via zijn advocaat in de rechtbank het woord kan voeren en het publiek niet kan controleren wat er dan gebeurt, leidt evenmin tot een schending van zijn recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn strafzaak. Op de (uiteindelijke) zitting waarop de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak plaatsvindt, zal worden medegedeeld wat zich rondom de beoogde zitting van 20 maart 2020 heeft voorgedaan. Verder worden de stukken (vooral e-mails) rondom laatstgenoemde zitting aan het dossier toegevoegd. Op die wijze is controle door het publiek en de pers mogelijk, ook al is dat achteraf. Een samenvatting van de vandaag door de rechtbank genomen beslissingen zal overigens op of kort na 20 maart 2020 via een actualiteit op de website van de rechtspraak worden gepubliceerd.

Bovendien is de advocaat in de gelegenheid gesteld verzoeken te doen en heeft hij kunnen reageren op het standpunt van het Openbaar Ministerie. Daarom kan niet gesteld worden dat er geen redelijke gelegenheid is geboden aan de Edenaar om een standpunt in te nemen met betrekking tot de voorlopige hechtenis. Daar komt bij dat verdachte straks tijdens de inhoudelijke behandeling zelf het woord kan voeren als het gaat om de strafzaak zelf.

Algemeen belang boven persoonlijk belang

Volgens de rechtbank zijn de verdenkingen voldoende zwaar om de man nog langer vast te houden. Ook al heeft het coronavirus gevolgen voor detentieomstandigheden en geeft het zorgen dat dierbaren door het virus kunnen worden getroffen, het brengt niet mee dat het persoonlijk belang van de man om in vrijheid zijn strafzaak af te wachten zwaarder weegt dan het algemeen belang bij voortzetting van de voorlopige hechtenis.

Wanneer verder?

Op 29 mei 2020 om 11:00 uur is er een pro formazitting in Zutphen. De inhoudelijke behandeling is gepland op 3 juli 2020 om 13:30 uur.

Uitspraken