Laden...

eHerkenning mist wettelijke grondslag

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Gelderland > Nieuws > eHerkenning mist wettelijke grondslag
Arnhem, 15 februari 2022

De belastingrechter oordeelt dat een besloten vennootschap over maart 2020 geen loonheffing hoeft te betalen, omdat zij geen aangifte kan doen. Om aangifte te kunnen doen, moet de besloten vennootschap het inlogmiddel eHerkenning aanschaffen. Zij doet dit niet, omdat zij vindt dat de Belastingdienst haar hier niet toe kan verplichten. Daarnaast wil zij uit principe niet betalen voor het doen van aangifte. De belastingrechter is het met de belastingplichtige eens. De Belastingdienst kan geen naheffingsaanslag opleggen, omdat de besloten vennootschap wel aangifte wil doen maar dit niet kan door het ontbreken van een wettelijke grondslag voor het verplicht stellen van eHerkenning. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag.

Een besloten vennootschap uit het Gooi doet elk jaar aangifte voor de loonheffing. Tot en met 2019 logt zij hiervoor in op de website van de Belastingdienst. Vanaf 2020 kan dit niet meer voor de loonheffing. Om aangifte loonheffing te kunnen doen, moet zij bij een commerciële partij het inlogmiddel eHerkenning aanschaffen.

De besloten vennootschap weigert te betalen voor een inlogmiddel. Zij erkent dat zij digitaal aangifte moet doen, maar dat de Belastingdienst haar niet kan verplichten om eHerkenning aan te schaffen. Uiterlijk 30 september 2020 moet de aangifte door de Belastingdienst ontvangen zijn. De besloten vennootschap doet geen aangifte en ontvangt daarom op 8 december 2020 over het tijdvak maart 2020 een naheffingsaanslag loonheffing van duizend euro.

Toets rechtbank en standpunt partijen

De rechtbank toetst of er wettelijke grondslag bestaat om belastingplichtigen te kunnen verplichten bij een commerciële partij eHerkenning aan te schaffen voor het doen van hun aangiften. De belastingplichtige meent dat de Wet digitale overheid eerst in werking moet treden en dat een ministeriële regeling niet voldoende is. Volgens de Belastingdienst is eHerkenning niets anders dan een elektronische handtekening en heeft hij op grond van de wet de bevoegdheid nadere eisen te stellen aan het gebruik van elektronische berichten. Deze nadere regels staan in de Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 2 maart 2020. Verder kan de belastingplichtige na aanschaf van de eHerkenning verzoeken tot toepassing van de compensatieregeling voor de gemaakte kosten.     

Wachten op Wet digitale overheid

De rechtbank is het met partijen eens dat de Algemene wet bestuursrecht een wettelijke basis kan bieden, mits de verplichte aanschaf van eHerkenning voor het doen van een aangifte bij wet wordt voorgeschreven. Omdat deze wet ontbreekt, is de vraag of de bevoegdheid van de Staatssecretaris van Financiën om belastingplichtigen te verplichten eHerkenning aan te schaffen bij een commerciële partij uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen voortvloeit. De rechtbank constateert dat er geen wettelijke basis voor de betalingsverplichting bestaat en concludeert daaruit dat de ministeriële regeling uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen geen rechtsgrond kan bieden. Dat de aangifteplichtige - achteraf - een deel van de kosten voor eHerkenning (tijdelijk) vergoed kan krijgen, maakt dit niet anders. 

Uitspraken