Laden...

Personenfuik in Nederlandse omgevingsrecht in strijd met Verdrag van Aarhus

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Limburg > Nieuws > Personenfuik in Nederlandse omgevingsrecht in strijd met Verdrag van Aarhus
Roermond, 20 januari 2021

Hoe moet een bepaling van gemeenschapsrecht worden toegepast of uitgelegd? Door middel van een 6-tal prejudiciële vragen heeft de rechtbank Limburg aan het Hof van Justitie in Luxemburg daarover duidelijkheid gevraagd. Afgelopen week heeft het Hof van Justitie deze vragen beantwoord. De uitspraak van het Hof geeft duidelijkheid over de relatie tussen inspraak en toegang tot de rechter in Aarhus-zaken in Nederland, maar ook in andere EU-landen. In dit bericht wordt dit nader toegelicht. 

Feiten in de zaken die hebben geleid tot het stellen van prejudiciële vragen

Op 28 september 2017 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren een omgevingsvergunning verleend voor een varkensstal. Het gaat om de activiteiten bouwen en milieu: artikel 2.1, eerste lid, onder a en e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Een particulier en enkele rechtspersonen hebben beroep ingesteld tegen deze vergunning bij de rechtbank Limburg. Deze 2 beroepszaken zijn behandeld ter zitting in Roermond op 7 augustus 2018.

Juridisch kader en procedure bij de rechtbank Limburg

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunde uitbreiding (aantal varkens) onder de werking van het Verdrag van Aarhus en een aantal Europese milieurichtlijnen (ter uitvoering van dit verdrag) valt. Daarin wordt inspraak geregeld en ook de toegang tot de rechter in zaken met (grote) milieugevolgen.

De omgevingsvergunning is tot stand gekomen met de zogenaamde uniforme openbare voorbereidingsprocedure die geregeld is in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en waaruit in dit soort milieuzaken volgt dat eenieder zienswijzen kan inbrengen tegen het ontwerpbesluit.
Om in beroep te kunnen komen, dient men belanghebbende te zijn (artikel 8:1 en 1:2 van de Awb).

Verder volgt uit artikel 6:13 van de Awb dat degenen, die in beroep komen bij de rechtbank, in beginsel zienswijzen bij het bevoegd gezag moeten hebben ingediend tegen het ontwerpbesluit. Dat laatste was hier niet het geval en het geschil bij de rechtbank ging erom of dat al dan niet kon worden tegengeworpen aan de eisers. De rechtbank vroeg zich af of deze in de Nederlandse wetgeving gestelde ‘ontvankelijkheidseisen’ - die de rechtbank ambtshalve moet beoordelen - wel verenigbaar zijn met het Verdrag van Aarhus. De hoogste bestuursrechter in Nederland
- Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State - had tot dan toe eigenlijk het standpunt ingenomen dat het Nederlandse recht op dit punt ’Europaproof’ was en geen vragen aan het Hof van Justitie hierover gesteld.

De rechtbank twijfelde hierover en richtte zich rechtstreeks tot het Hof met een 6-tal vragen over de verenigbaarheid van het Nederlandse recht met het Europese recht. Dat heeft hij in een verwijzingsuitspraak van 21 december 2018 gedaan.

Procedure Hof in Luxemburg

Het Hof heeft op 30 januari 2020 een zitting gehouden. Daar waren, behalve degenen die bij de zitting in Roermond aanwezig waren, ook vertegenwoordigers van de Nederlandse regering en sommige andere Lidstaten van de EU aanwezig als ook de Europese Commissie. Ook aanwezig was de advocaat-generaal, die op 2 juli 2020 een advies heeft geschreven.

Uitspraak Hof

Het Hof heeft op 14 januari 2021 uitspraak gedaan en de door de rechtbank Limburg gestelde vragen - samenvattend - als volgt beantwoord:

1. Voor rechtspersonen die opkomen voor milieubescherming - in Verdrag van Aarhus-zaken - en daardoor tot het betrokken publiek behoren (= belanghebbenden zijn) geldt artikel 9 lid 2 van het Verdrag van Aarhus: dat artikel verzet zich volgens het Hof ertegen de toegang tot de rechter afhankelijk te stellen van deelname aan de voorbereidingsprocedure (hetzelfde lijkt te gelden voor particulieren die tot het betrokken publiek behoren, maar dat zegt het Hof niet met zoveel woorden).

2. Voor particulieren (en rechtspersonen) die niet tot het betrokken publiek horen maar wel op basis van nationaal recht inspraak hebben (zoals in Nederland: eenieder) geldt artikel 9 lid 3: ook daar moet er volgens het Hof toegang tot de rechter zijn om op te komen in verband met die inspraakrechten maar dat mag wel - anders dan onder 1 - afhankelijk worden gesteld van eerdere deelname (indien redelijkerwijs: evenredig e.d.).

Het Hof gaat nog wat verder dan de advocaat-generaal, die ook hetgeen onder 1 is aangegeven had aangenomen. Het Hof betrekt er art. 9 lid 3 (meer) bij.

Wat betekent de uitspraak van het Hof van Justitie voor het Nederlandse bestuursrecht?

De uitspraak van het Hof geeft duidelijkheid over de relatie tussen inspraak en toegang tot de rechter in Aarhus-zaken in Nederland (maar ook in andere EU-landen). De eerdere onduidelijkheid daarover was voor de rechtbank ook de belangrijkste reden om het Hof vragen te stellen. Het Nederlandse recht (in Aarhus-zaken) zal aangepast moeten worden. Dat zal nog wel even duren. In de tussentijd zullen alle bestuursrechters in Nederland conform de uitspraak van het Hof moeten handelen.

Uitspraken