In de uitspraak is de rechter van oordeel dat een overeenkomst waarbij een van de contractspartijen zich verplicht een derde te vermoorden evident in strijd is met de goede zeden en openbare orde, omdat dat een strafbaar feit is. Hieruit volgt dat de overeenkomst nietig is, het bedrag onverschuldigd aan de man is betaald, en in beginsel moet worden terugbetaald aan de vrouw.
Tegelijkertijd oordeelt de rechter dat het toch ook wringt wanneer de vrouw het geld terug zou krijgen voor een niet-uitgevoerde opdracht tot moord waartoe zij zelf opdracht heeft gegeven. Toch kan het beroep op redelijkheid en billijkheid van de man in dit kader niet slagen. Het zou namelijk net zo wringen wanneer de man, die een moordopdracht accepteerde, het geld zou mogen houden.
Het bedrag van 11.000 euro heeft betrekking op het uitvoeren van een misdrijf en dus zou verbeurdverklaring op grond het Wetboek van Strafrecht een passende sanctie zijn. De kantonrechter heeft echter niet de mogelijkheid om deze sanctie toe te passen. Dat is aan de strafrechter.
In beginsel heeft de vrouw dus recht op terugbetaling. Maar naar het oordeel van de rechter staat de openbare orde hieraan in de weg. Bij regels van openbare orde gaat het om regels die zo fundamenteel worden geacht, dat de rechter deze ambtshalve moet toepassen. Dat is hier aan de orde. De vrouw heeft willens en wetens een opdracht tot moord gegeven, waarmee zij het leven van haar ex-vriend in gevaar heeft gebracht, en zij was bereid hiervoor te betalen. Het fundamentele, algemene belang dat er geen opdrachten tot moord worden gegeven en dat hier geen financiële prikkels aan worden verbonden, verzet zich tegen toewijzing van de vordering van de vrouw. Gezien de aard van de overeenkomst verhindert de openbare orde dat de gewone regels van het civiele recht op haar van toepassing zijn.
De vordering van de vrouw tot terugbetaling van het bedrag van € 11.000,00 zal om deze reden worden afgewezen.