De vrouw is in maart 1989 begraven op begraafplaats Orthen (destijds Groenendaal) in ’s-Hertogenbosch. Omdat de man na zijn overlijden zelf begraven wil worden op een
natuurbegraafplaats, besloot hij de burgemeester van ’s-Hertogenbosch een vergunning te vragen om zijn echtgenote alvast naar die plek over te brengen. Hiervoor kreeg hij in april 2015 toestemming. De zoon van het echtpaar verzette zich tegen de herbegrafenis, onder meer omdat het opgraven en herbegraven op een natuurbegraafplaats tegen de wensen van zijn moeder zouden zijn.
De voorzieningenrechter besliste in juni dat de vrouw voorlopig niet mocht worden opgegraven in afwachting van de bezwaarprocedure die de zoon startte. De gemeente verklaarde het bezwaar inmiddels ongegrond. Daarop stapte de zoon opnieuw naar de rechter.
Het staat niet ter discussie dat het de wens van de overleden vrouw was om samen met haar man begraven te worden. De zoon stelt dat zij hiervoor echter niet wilde worden op- en herbegraven en dat het haar uitdrukkelijke en stilzwijgende wens was begraven te blijven op de begraafplaats in Orthen. Volgens de rechtbank zijn er inderdaad overtuigende aanwijzingen dat de vrouw samen met haar man begraven wilde worden. Er kan daarbij onvoldoende worden vastgesteld of de vrouw haar man niet wilde volgen naar de natuurbegraafplaats. De rechtbank oordeelt dan ook dat de gemeente terecht heeft overwogen dat er onvoldoende objectieve en verifieerbare gegevens beschikbaar zijn die de stelling van de zoon ondersteunen. Kort gezegd mocht de gemeente een zwaarder belang toekennen aan de wens van de echtgenoot dan aan de wens van de zoon tot grafrust.