De minister en staatssecretaris volgden met hun besluit het advies van een onafhankelijke commissie om de nadeelcompensatie af te wijzen. Volgens die commissie komt de schade die de omwonende stelt te hebben geleden, voor zijn eigen rekening. Toen hij zijn 2 woningen kocht (in 1993 en 2009), wist hij dat rekening gehouden moest worden met een toename van de burgerluchtvaart op de militaire luchthaven. Hij wist of had volgens de commissie kunnen weten dat de geluidsbelasting op een bepaalde grens is vastgesteld. Die grens is nooit overschreden, ook al is het aantal vliegbewegingen toegenomen. Dat komt doordat vliegtuigen steeds geluidsarmer zijn geworden. Binnen de gestelde norm kunnen dus veel meer vliegbewegingen plaatshebben dan voorheen het geval was. En dat was voorzienbaar, stelt de commissie. Omdat in de regelgeving staat dat voorziene schade niet wordt vergoed, heeft de omwonende hier dus geen recht op.
Volgens de omwonende is er sprake van een onzorgvuldig genomen besluit dat inhoudelijk onjuist is. Hij stelt dat de schade komt door de toename van het aantal vliegbewegingen en de verruiming van de vliegtijden, niet de geluidsnorm waar de staatssecretaris en minister naar verwijzen in het advies van de commissie. De ruimere openingstijden en het aantal vliegbewegingen zijn bepalend voor de overlast. Volgens de omwonende was die toename niet voorzienbaar. Jarenlang was het aantal toegestane vliegbewegingen maximaal ruim 18.000 en de laatste jaren is dit gestegen naar ruim 30.000 in 2015. Hij stelt daarnaast dat de geluidsnorm erg onduidelijk is en dat van een normale burger niet mag worden verwacht dat hij de formule om die te berekenen kan doorgronden.