Laden...

Hoge Raad verwerpt cassatieberoep in Eindhovense zedenzaak

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Oost-Brabant > Nieuws > Hoge Raad verwerpt cassatieberoep in Eindhovense zedenzaak
Den Haag, 28 juni 2011

De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van verdachte Sytze Jan van der V. in de zogenoemde Eindhovense zedenzaak.

Achtergrond

De verdachte staat terecht voor het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met een bij aanvang van deze handelingen 9-jarige jongen. Deze ontucht vond plaats in de Eindhovense woning van de verdachte.
De zaak was al eerder bij de Hoge Raad (30 maart 2010, LJN BL7813). Toen werd de beslissing van het hof vernietigd en werd zaak teruggewezen naar het hof in verband met de bewijsvoering.
Daarbij liet de Hoge Raad andere veroordelingen die gelijksoortige feiten betroffen in stand. Hierbij ging het over het plegen van ontucht met een drietal  jongens in de leeftijd van12 tot 16 jaar in dezelfde periode.

Procedure bij hof en Hoge Raad

Het hof veroordeelde de verdachte op 29 juni 2010 tot 36 maanden gevangenisstraf waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar (LJN BM9469). Het hof stelde daarbij als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich tijdens de proeftijd onder het toezicht stelt van Reclassering Nederland en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die deze instelling hem geeft.

Namens de verdachte is bij de Hoge Raad beroep in cassatie ingesteld door J. Goudswaard en I. van Straalen, advocaten in Den Haag.

De advocaat-generaal Hofstee heeft op 26 april 2011 geadviseerd tot verwerping van het beroep.

Uitspraak van de Hoge Raad

In het cassatieberoep wordt bezwaar gemaakt tegen het oordeel van het hof dat de aangifte voldoende betrouwbaar is en dat die aangifte voldoende wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. Daartoe had het hof de eigen verklaring van de verdachte in aanmerking genomen en de eerdere veroordelingen voor gelijksoortige feiten met jonge jongens in dezelfde periode (LJN BE9744).

De Hoge Raad verwerpt op 28 juni 2011 het cassatieberoep met een zogenoemde verkorte motivering als bedoeld in art. 81RO. Dat betekent dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat geen nadere motivering nodig is omdat geen rechtsvragen aan de orde zijn gesteld die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Het gevolg van deze uitspraak

De door het hof opgelegde straf is nu definitief geworden.

Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 28 juni 2011. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.

Den Haag, 28 juni 2011
Mireille Beentjes, communicatieadviseur
tel. 070 – 3611237

Uitspraken