Laden...

Pluimveehouderij mag bedrijf in Someren eindelijk uitbreiden

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Oost-Brabant > Nieuws > Pluimveehouderij mag bedrijf in Someren eindelijk uitbreiden
's-Hertogenbosch, 05 juli 2019

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant (GS) mocht een pluimveehouderij in Someren een natuurvergunning verlenen voor uitbreiding van het bedrijf. Dat oordeelt de rechtbank Oost-Brabant. Een cruciaal punt in deze zaak was of er op een ander bedrijf, waarvan deze pluimveehouderij bepaalde rechten overnam, zo’n 40 jaar geleden dieren werden gehouden. GS en de pluimveehouderij maakten dit voldoende aannemelijk.

De pluimveehouderij verzocht in 2011 om een vergunning voor uitbreiding van 39.900 naar 82.000 fokkippen. Drie milieuorganisaties kwamen hiertegen in het verweer. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State deed 3 keer een uitspraak over de aanvraag van de vergunning. Uiteindelijk verleende GS in maart 2016 een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming. Hierbij is geen gebruik gemaakt van de Programmatische aanpak stikstof maar heeft de pluimveehouderij de belasting vanwege zijn geplande uitbreiding ingeruild voor rechten van veebedrijven die waren gestopt. De milieuorganisaties stapten daarop nogmaals naar de rechter. Volgens de organisaties zijn de Hinderwetvergunningen van 2 bedrijven al lang geleden komen te vervallen omdat er daar tussen 1979 en 1985 geen dieren werden gehouden. Zij wezen daarbij op het ontbreken van gegevens uit het zogeheten Landbouwtellingssysteem. Volgens de milieuorganisaties had GS geen vergunning mogen verlenen voor uitbreiding van de pluimveehouderij omdat gebruik is gemaakt van niet bestaande rechten. 

Foto ter illustratie

De rechtbank oordeelt dat de pluimveehouderij en GS voldoende tegenbewijs hebben aangedragen in de vorm van stukken van de voormalige gemeente Someren en verklaringen van getuigen die op de zitting zijn gehoord. De rechtbank acht op basis hiervan voldoende aannemelijk dat tussen 1979 en 1985 dieren zijn gehouden in de bedrijven. Dit betekent dat de Hinderwetvergunningen van de bedrijven golden op de datum die bepalend was bij de verlening van de natuurvergunning. De rechtbank verwerpt daarmee het verweer van de milieuorganisaties en oordeelt dat GS de natuurvergunning voor uitbreiding van de pluimveehouderij mocht verlenen.

Uitspraak