De motoragent achtervolgde in juli 2015 ’s nachts een scooterrijder die niet reageerde op diverse stoptekens van collega-agenten. De motoragent besloot hem tot stoppen te dwingen door een duw tegen het stuur van de scooter te geven. De bestuurder kwam daardoor ten val en brak daarbij zijn linker jukbeen, bovenkaak en achterhoofdsknobbel.
De rechtbank stelt vast dat geforceerde stopmethodes volgens een interne richtlijn van de politie alleen in zeer bijzondere situaties, onder zeer veilige omstandigheden en in goed overleg met een leidinggevende mogen worden toegepast. Deze richtlijn kent geen stopmethodes die door motoragenten kunnen worden toegepast. Motoragenten wordt tijdens hun opleiding(en) ook niet geleerd hoe zij op hun motor een verdachte tot stoppen kunnen dwingen en bij vragen daarover wordt hen door de docenten afgeraden om als motoragent een stop af te dwingen, aldus de docent vakgebied motor en coördinator motoropleidingen van de Nederlandse Politieacademie in diens getuigenverklaring.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte had moeten begrijpen dat de door hem gehanteerde stopmethode voor de aan te houden scooterrijder een groot risico op letsel, waaronder zwaar lichamelijk en zelfs dodelijk letsel met zich bracht en dat hij als motoragent juist zeer terughoudend moet zijn met de inzet van een geforceerde stop. De rechtbank concludeert uit alle omstandigheden dat de aanhouding van de scooterrijder had kunnen worden uitgesteld of achterwege gelaten, zonder dat dit onaanvaardbare gevolgen voor de rechtsorde zou meebrengen. De motoragent heeft grovelijk onvoorzichtig gehandeld en wordt daarom veroordeeld voor het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door schuld.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat de scooterrijder zwaar lichamelijk letsel opliep, terwijl het voorzienbaar was dat aan zijn stopmethode een reëel risico op lichamelijk letsel verbonden was. De verdachte liet op de zitting weten niet uit te sluiten dat hij in de toekomst deze stopmethode nogmaals zal gebruiken. Volgens de rechtbank getuigt dit van een gebrek aan inzicht in de laakbaarheid van zijn handelwijze. Anderzijds weegt mee dat de verdachte niet handelde met de intentie om de scooterrijder letsel toe te brengen, maar om een in zijn ogen verkeersgevaarlijke achtervolging te staken en een - naar hij meende - mogelijk bij een poging tot woninginbraak betrokken scooterrijder aan te houden. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat van agenten wordt verwacht dat zij handelend optreden en dat deze situatie door toedoen van de scooterbestuurder is ontstaan. Ook neemt de rechtbank mee dat de uitkomst van deze zaak wellicht negatieve gevolgen heeft voor de verdere carrière van verdachte als politieagent.
Naast de taakstaf moet de verdachte een schadevergoeding van 2.000 euro betalen aan de scooterrijder.