De officier van justitie kan besluiten een bekennende verdachte van een (licht) strafbaar feit voor te brengen in de wijkrechtbank als duidelijk is dat die verdachte kampt met diverse problemen. Te denken valt aan schulden, een vechtscheiding, drugsgebruik, schoolverzuim of huisvestingsproblemen.
De verdachte moet toestemming geven voor de behandeling bij de wijkrechtbank. Dat gebeurt via een advocaat. Is die toestemming er, dan komen de betrokken instanties bij elkaar in het zogenaamde casusoverleg om alvast samen de mogelijkheden en onmogelijkheden in kaart te brengen.
Tijdens de zitting van de wijkrechtbank luistert de rechter naar het verhaal van de verdachte en bespreekt de rechter alle problemen die spelen. Bij die zitting zijn naast de advocaat van de verdachte, ook de organisaties aanwezig die al hebben nagedacht over een mogelijke aanpak.
De rechter verkent op de zitting mogelijke oplossingen en maakt concrete afspraken daarover met iedereen. De verdachte moet actief meewerken. Doet de verdachte dat niet, dan zal de officier van justitie de zaak alsnog voor een gewone strafrechter brengen. Werkt de verdachte goed mee aan alle afspraken, dan kan de officier van justitie besluiten de verdachte niet meer voor een strafrechter te brengen en de zaak te sluiten.