De voorzieningenrechter heeft in alle 3 de zaken de conservatoire beslagen opgeheven. Reden voor die opheffing is dat niet aannemelijk is dat de vordering van COFCO hoger is dan het bedrag aan zekerheid (US$ 187,5 miljoen), waarover zij als gevolg van een beslissing in een emergency arbitration uit 2017 al beschikt. Meer specifiek is geoordeeld dat COFCO, hoewel zij stelt dat zij een vordering van meer dan US$ 500 miljoen heeft, die vordering op geen enkele wijze inzichtelijk heeft gemaakt. Ook ontbreekt een berekening daarvan.
Op grond hiervan zijn ook de beslagen ten laste van Swansea en de bestuurders opgeheven. Een uit de beslagen voortvloeiende informatievordering die ook nog aan de orde was, is in verband met de opheffing van de beslagen afgewezen.