Wel is de rechtbank het met de cryptodienstverleners eens dat de manier waarop DNB registratieverzoeken beoordeelt in strijd is met de reikwijdte van de door de Europese wetgever in de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn (ook de AMLD5 genoemd) neergelegde registratieplicht voor cryptodienstverleners. De kosten van de werkzaamheden van DNB in het kader van de registratieverzoeken die buiten deze reikwijdte vallen, zijn in 2021 ten onrechte aan de cryptodienstverleners doorbelast.
Dat de wijze waarop DNB registratieverzoeken beoordeelt in strijd is met de reikwijdte van de in de AMLD5 neergelegde registratieplicht heeft geen gevolgen voor de rechtmatigheid van bij de cryptodienstverleners over het jaar 2020 in rekening gebrachte toezichtkosten. In 2019 was er nog geen registratieplicht voor cryptodienstverleners, zodat DNB toen geen registratiekosten heeft gemaakt die in 2020 bij de cryptodienstverleners in rekening zijn gebracht.