Rechters, officieren van justitie en advocaten dragen tijdens de rechtszitting een zwarte toga en een witte bef. De toga heeft een symbolische betekenis. De deelnemers in het proces worden er als het ware minder persoonlijk door en de nadruk komt te liggen op hun ambt van officier, rechter of advocaat.
Dat rechters en (buiten)griffiers in de zittingszaal een toga dragen, moet volgens de wet. Zo wordt hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid zichtbaar. Door het dragen van een toga geven ze geen uiting van hun persoonlijke opvattingen of levensovertuigingen. De toga kan daarom niet met bijvoorbeeld een hoofddoek, keppeltje of kruisteken worden gecombineerd. Het zou mensen kunnen doen twijfelen aan de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de rechter of griffier die zij tegenover hen zien. Het zichtbaar dragen van religieuze symbolen in combinatie met een toga is voor rechters en griffiers dan ook niet toegestaan.
Overigens mag iedereen binnen de Rechtspraak, die niet in functie is als rechter of (buiten)griffier in de zittingszaal, gewoon zijn of haar overtuiging uitdragen. Dat geldt voor iedereen, ook voor rechters en (buiten)griffiers als zij niet in de zittingszaal aanwezig zijn.