Rond de eeuwwisseling, raadsheer Buruma wijst vooral op 11 september 2001, zegt de bevolking: wij moeten worden beschermd
door de overheid. ‘Dat had je daarvoor niet. Niemand sprak in de jaren 70 in die termen toen Molukkers treinen kaapten. Er kwamen ook geen nieuwe wetten. Na 9/11 wel. De treinkapers kregen in 1976 14 jaar cel; in 1977 kregen kapers 6 tot 9 jaar. Er waren treinpassagiers geëxecuteerd, hè? Ondenkbaar dat je nu zo laag zou straffen, maar het paste in die tijd. Het waren toch een soort vrijheidsstrijders. Zo kun je het haast niet meer opschrijven, want het begrip voor de zaak waar ze voor stonden, verbleekt nu geheel bij de middelen die ze gebruikten. Zo vanzelfsprekend als begrip voor hun streven naar vrije Molukken toen was, zo vanzelfsprekend is de vrees voor terrorisme nu.’
Generatie
En wat is er geworden van ‘om des gewetens wille’? ‘Die motivering hoor je niet meer’, zegt raadsheer Buruma. ‘Dat maakt een vonnis te persoonlijk. Rechters laten hun geweten wel spreken, maar ze zullen er alles aan doen om dat niet in hun motivering te laten doorklinken. Rechters verantwoorden nu alles, tot op de komma. Het zou mij niet verbazen als een nieuwe generatie rechters over 5 of 10 jaar in de bijzonderheden van het geval reden gaat zien om af te wijken van al te simpele richtlijnen of gewantrouwde algoritmen. De rechter is tegen die tijd misschien niet meer de hoeder van de vrijheid die een beroep doet op zijn geweten. Ook zijn taak als beschermer van zwakkeren tegen de almachtige overheid spreekt dan waarschijnlijk minder tot de verbeelding. Misschien is hij zelfs minder gericht op de wens om elk mogelijk risico te voorkomen. Maar de rechter zal zijn inspiratie ontlenen aan de voorbeelden van 75 jaar geleden waardoor hij beseft dat de rechter bij het toepassen van het recht soms méér moet doen dan zich blindstaren op wat de regels lijken voor te schrijven.’
Gepubliceerd op 17 december 2020