De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het
gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het
pensioenrecht.
Het ging in deze zaak om een buitengewoon ambtenaar van de
burgerlijke stand die zich in een interview in een landelijk dagblad had
geprofileerd als weigerambtenaar. Hij gaf daarin te kennen geen huwelijken te sluiten
tussen mensen van hetzelfde geslacht. Deze opstelling is onverenigbaar met het
beleid van de gemeente. De Centrale Raad is van oordeel dat hierdoor een
impasse is ontstaan die het ontslag rechtvaardigt.
De weigerambtenaar had aangevoerd dat hij al actief was als
buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand toen in 2007 het nieuwe beleid
van de gemeente Den Haag tot stand kwam. Dit beleid heeft alleen betrekking op
nieuw aan te stellen weigerambtenaren en niet op al aangestelde (zittende)
weigerambtenaren. De Centrale Raad oordeelt dat dit niet betekent dat het
ontslag onrechtmatig is. Voor de vaststelling dat sprake is van een impasse in
de arbeidsverhouding, is niet vereist dat die impasse het gevolg is van gevoerd
beleid. Het college van burgemeester en wethouders is vrij om ten aanzien van
een zich op enig moment gedurende het dienstverband voordoend feit op dát
moment een standpunt daarover in te nemen. Dat is ook wat het college heeft
gedaan.
Het standpunt van het college van burgemeester en wethouders
is in overeenstemming met de huidige wetgeving. Na het ontslag zijn namelijk
het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling gewijzigd. Deze
wetswijziging biedt gemeenten de vrijheid om weigerambtenaren niet in dienst te
nemen of te houden.
De Centrale Raad verwijst in de uitspraak naar het
arrest van 15 januari 2013 van het Europees Hof voor de rechten van de mens
(EHRM) in de zaak Eweida e.a. tegen het Verenigd Koninkrijk, C-48420/10, C-59842/10, C-51671/10 en
C-36516/10 (coe.int), en naar de aangevallen uitspraak. In genoemd
arrest heeft het EHRM geoordeeld dat het ontslag van een weigerambtenaar geen
schending oplevert van het gestelde in de artikelen 9 (vrijheid van gedachte,
geweten en godsdienst) en 14 (verbod van discriminatie) van het Europees
Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden. De rechtbank was van oordeel dat ook in het nationale rechtsbestel
geen sprake is van een grondrechtelijk beletsel dat in de weg stond aan het
ontslag van de weigerambtenaar. De Centrale Raad kan zich hierin vinden.
Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is in deze zaak
een eindoordeel.
Utrecht, 29 februari 2016
---------------------------------------------------------------------------------------------------
Centrale Raad van Beroep, 29 februari 2016
Zaaknummer 13/6413 AW, ECLI:NL:CRVB:2016:606
De genoemde uitspraak van de rechtbank is: Rechtbank Den
Haag van 23 oktober 2013, zaaknummer 12/9354 AW, ECLI:NL:RBDHA:2013:14133
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het
gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het
pensioenrecht.
Dit is een persbericht op basis van de genoemde uitspraak
van de Centrale Raad van Beroep. Bij verschil tussen dit persbericht en de
volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.
Voor eventuele vragen over dit persbericht kunt u zich
wenden tot het secretariaat, tel: 088-3611730.
E-mail:
voorlichting.crvb@rechtspraak.nl
Website: rechtspraak.nl