Een aantal melkveehouders vindt dat zij meer fosfaatrechten hadden moeten krijgen, bijvoorbeeld omdat zij al voor 2 juli 2015 bezig waren hun bedrijf uit te breiden en niet konden weten dat zij beperkt zouden worden door de fosfaatrechten. Volgens de minister moesten de melkveehouders wel rekening houden met de invoering van fosfaatrechten en komt uitbreiding voor hun eigen risico. Naar de mening van de minister zijn in deze gevallen geen bijzondere omstandigheden aanwezig die aanleiding zijn om meer fosfaatrechten toe te kennen.
Het CBb oordeelt dat de wetgever geen algemene regeling heeft hoeven treffen voor bedrijven die financiële verplichtingen zijn aangegaan om te kunnen uitbreiden en deze uitbreiding op 2 juli 2015 nog niet volledig hadden gerealiseerd. Dit onder meer omdat van tevoren moeilijk te bepalen is in welke mate een individueel bedrijf getroffen kan worden.
Dit neemt niet weg dat sommige bedrijven in bijzondere mate kunnen worden getroffen door het fosfaatrechtenstelsel, in vergelijking tot de gemiddelde melkveehouder. Dit kunnen ook bedrijven zijn die vergunningen hebben verkregen voor de start of uitbreiding van het bedrijf en op die basis investeringen hebben gedaan. Een bijzonder zware financiële last als gevolg van het stelsel of andere bijzondere omstandigheden, zonder enige vorm van compensatie, kan in strijd zijn met artikel 1 van het EP. De bewijslast ligt in beginsel bij de melkveehouder. Bij de individuele afweging moet onder meer worden betrokken dat maar beperkt wordt voorzien in een knelgevallenvoorziening, dat een overgangsperiode ontbreekt, dat er vergunningen zijn verleend op basis waarvan investeringen zijn gedaan, en of er alternatieve, flankerende maatregelen worden geboden. De minister kan niet volstaan met de enkele verwijzing naar het ondernemersrisico.
Het CBb kan voor de individuele toetsing van de verschillende gevallen aan artikel 1 van het EP nu geen nadere criteria geven. Partijen hadden hier wel om gevraagd. Dat komt doordat sprake is van een te grote diversiteit aan feiten en omstandigheden die bij verschillende melkveehouders spelen en die ten aanzien van ieder melkveehouder afzonderlijk in onderling verband en hun totaliteit moeten worden bezien.