Het gerechtshof wijst in hoger beroep het verzoek van de stichting voor het horen van getuigen af, omdat het verzoek niet voldoet aan de wettelijke eisen voor het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De stichting heeft in haar verzoek tot het horen van getuigen onvoldoende duidelijk omschreven op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben en/of welk belang zij heeft bij toewijzing van dat verzoek. De stichting wil kennelijk duidelijkheid krijgen over de hele gang van zaken rondom de besluitvorming over de komst van het asielzoekerscentrum. Zij wil weten wie welke rol daarbij heeft gespeeld. Daarvoor is het middel van een voorlopig getuigenverhoor echter niet bedoeld. De gemeente en onder andere het COA hebben al allerlei informatie aan de stichting verstrekt, zodat de stichting duidelijk moest maken welke feiten op dit punt nog moeten worden onderzocht. Dat heeft de stichting niet gedaan.
Met deze beslissing heeft het hof nog niets gezegd over de vordering tot schadevergoeding die de stichting eventueel tegen onder andere de Staat en de gemeente wil instellen. Over die vordering oordeelt het gerechtshof nu niet. Met deze beslissing oordeelt het hof alleen dat wat de stichting wil bereiken niet kan via het horen van getuigen tijdens een voorlopig getuigenverhoor.