Het hof vindt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hiervoor beschreven brandstichting met de dood tot gevolg, één van de zwaarste misdrijven die het Nederlandse strafrecht kent.
Het hof heeft voor de straf gekeken naar het onbeschrijfelijke leed dat de verdachte heeft veroorzaakt, naar de mate waarin zij verantwoordelijk is voor haar gedrag en naar wat er nodig is om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw een strafbaar feit pleegt.
Volgens het hof is bij een dergelijk ernstig feit in beginsel een gevangenisstraf van twaalf jaar op zijn plaats, maar vanwege de psychische problematiek bij de verdachte legt het hof een gevangenisstraf van tien jaar op.