In het memorie van toelichting staat volgens de Raad ‘met de charme van eenvoud’ omschreven dat het voldoende is als iemand kan aantonen werkzaam te zijn (geweest) voor een onpartijdige humanitaire organisatie of als journalist of publicist. Dit kan worden aangetoond door middel van een verklaring van een werkgever of opdrachtgever, loonstrook of arbeidscontract, of (voor journalisten en publicisten) door het bezit van een perskaart of de gepubliceerde berichtgeving. En daar wringt de schoen, vindt de Raad. Want wat als het gaat om een freelancer voor wie publicatie nog niet direct aan de orde is en die niet is aangesloten bij de vakvereniging voor journalisten en geen perskaart heeft?